woensdag 30 december 2015

Autoriteit in de knoop met zichzelf

Paul Verhaeghe volgt in Autoriteit Hannah Arendt, die ik ook juist heb gelezen en op verschillende plaatsen heb besproken. In mijn blog over Agamben wees ik op het verschil met Agamben. Volgens Agamben is autoriteit direct, je kunt het niet terugvoeren op anderen, zoals bijvoorbeeld een stichter van de cultuur. Bij macht is dat anders. Als politicus vertegenwoordig je de macht van het volk.

Ik begrijp dat de lezer net als ik ernstig in verwarring zal raken. Wat de een macht noemt, noemt de ander autoriteit en omgekeerd. Je kunt natuurlijk ook terug naar de Sachen selbst, met de verschillende definities in je achterhoofd.

Toch geeft het op zichzelf al te denken. Vandaar deze misschien wat overhaaste blog. De verwarring kleeft aan het begrip auctoritas zelf, daarover is iedereen het eens. Dat kan te maken hebben met een veelheid van instanties en schijven waarover de werking van autoriteit verloopt. Maar het kan evengoed te maken hebben met een snelheid en directheid van autoriteit, waardoor je er met de taal altijd achteraan loopt, in verschillende tempo's, sporen, praktijken.

Je kunt de zaak in deze situatie wel verhelderen, maar daarvoor is eigenlijk al autoriteit nodig. Arendt heeft die, want als een van de zeer weinige vrouwen wordt ze door mannelijke filosofen tot de groten gerekend. Daardoor kan ze ook de Gordiaanse knoop doorhakken en stellen dat autoriteit bij de Romeinen steeds een afgeleide van de stichter was. Om het begrip autoriteit te verhelderen moet je dus zelf al beschikken over autoriteit.

Anders gezegd: er zit iets tautologisch in dat begrip. Autoriteit is wat teruggaat op autoriteit. Verhaeghe verwoordt dat met zijn titel 'Waarom? Daarom!'. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat hij Arendt zo makkelijk volgt in haar idee dat autoriteit teruggaat naar de autoriteit van de ander, van de stichter bijvoorbeeld.

Autoriteit brengt ons ongemerkt in verwarring. Ongemerkt, omdat de knoop wordt doorgehakt, we willen ons graag toevertrouwen aan iemand die ons zo zelfverzekerd vertelt hoe het zit. Maar ook verwarring, want we komen erachter dat er zoveel verwarring heerst rond het begrip autoriteit, alsmede zijn voorgeschiedenis. En wat er vervolgens ook tevoorschijn wordt getoverd, de verwarring doet ondergronds zijn werk.

Misschien verklaart dat ook waarom Wilders zoveel stemmen blijft winnen. Heerlijk, zo'n man die zegt waar het op staat. Maar ondertussen worden al onze ideeën over Israel, liberalisme, westerse beschaving en vrijheid van meningsuiting steeds mistiger en confuser. We hebben het alleen niet door. Daarom denken we dat we het probleem oplossen door stelling te nemen. Vervolgens zijn we verbaasd dat dat geen moer uithaalt.

Filosofen zouden hier een rol kunnen spelen doordat ze gewend zijn zaken in verwarring te brengen. Alleen al daardoor treedt er een verlichtingseffect op. De verwarring wordt uit de duisternis naar de openlijkheid gehaalt. Het wordt weer mogelijk zaken te overzien en de knopen geduldig te ontwarren.

http://resolver.kb.nl/resolve?urn=urn:gvn:ATVS01:1670&role=image&size=medium

maandag 28 december 2015

De afscherming van kind en wereld bij James Bond en Hannah Arendt

Als ouders moet je zorgen voor je kinderen die je ter wereld hebt gebracht.  Die wereld is best wel hard, dus je moet je kinderen afschermen tegen die wereld. Aan de andere kant worden die kinderen, zeker wanneer ze zijn verwaarloosd, al snel een aanstormende generatie die de wereld bedreigt. Je moet dus ook de wereld tegen die kinderen beschermen. En dan zijn er nog de kinderen zonder ouders, de verweesde kinderen. Die moet je ook nog opvangen. Dat gaat soms weer ten koste van je eigen kinderen. Kortom, er gebeurt erg veel waarvoor je verantwoordelijk bent.

Het is dus maar al te begrijpelijk dat het misgaat met de opvoeding. Maar dat ontslaat je nooit van de verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid kan eigenlijk alleen maar mis gaan, zoals Hannah Arendt zegt. Je bent als sterfelijke mens verantwoordelijk voor andere sterfelijke mensen, een voor allen en meer dan die allen. Daarin kan ze Levinas de hand reiken. Wat haar van Levinas lijkt te onderscheiden is de erkenning van nataliteit. Je bent geen ongeboren moeder, je bent geboren zoals iedereen geboren is. Dat maakt je uniek en algemeen, en verantwoordelijk voor de uniciteit van allen.

Het lijkt er dus op dat opvoeding een thema is waarin de nataliteit zich verdicht. Waar je zorg hebt voor je kinderen en voor de wereld speelt er altijd iets van nataliteit.

Kijk maar naar James Bond in Spectre. James stuit daar weer eens op zijn vijand Blofeld, en dat blijkt ineens de echte zoon van zijn pleegvader te zijn. Geen wonder dat die Blofeld zich achtergesteld voelde en koekoeksgedrag ging vertonen. Iedereen stootte hij uit het nest, en het was logisch dat hij ook zijn pleegbroer James uit het nest wilde stoten. Maar eerder dus had Blofeld zijn eigen vader gedood, die ook de pleegvader van James was.

De sterfelijkheid van de vader verleent een positieve kracht aan het karakter van James en aan de hele wereld waar James voor staat. Immers, James Bond vertegenwoordigt als Engelse democratische conservatief een wereld die tot het verleden behoort. Maar juist deze krachten worden aangeroepen tegen het futurisme van zijn tegenstanders. James drinkt teveel, is sexistisch en allerminst geneigd tot formele loyaliteit, loyaliteit jegens de organisatie waarvoor hij werkt. Maar precies zijn onaangepastheid verleent hem de kracht om het futurisme op zijn zwakste plek te treffen, keer op keer.

James heeft de dood van zijn vader overleefd door zelf een vader te worden, zo blijkt allengs in Spectre. Hij heeft dan wel geen kinderen, hij heeft wel degelijk zorg voor de wereld en is bereid daarvoor zijn leven op het spel te zetten. Hij is een vaderlijke god voor die wereld. Als het moet is hij zelfs bereid afscheid te nemen van de vrouw die van hem houdt, maar zal ook voor haar natuurlijk weer zijn leven op het spel zetten als hem het mes op de keel wordt gezet.

James Bond past zodoende in de opvoedingsmoraal van Hannah Arendt. Zij constateert met smart dat de Amerikaanse ouders hun kinderen hebben opgeofferd aan de openbaarheid, waarmee de opvoeding in de twintigste eeuw gefaald is. Wanneer kinderen niet worden afgeschermd tegen de wereld en de openbaarheid missen ze de duisternis waarbinnen ze kunnen opgroeien en voorbereid op een bestaan in de wereld als uniek individu.

James zorgt voor de wereld die zichzelf niet kan redden als ware het een kind, waarbij hij zelf verkeert in verantwoordelijkheid als uniek individu, in alle eenzaamheid. Zijn meerdere blijkt uiteindelijk een handlanger van de grote schurk. James zelf is in zijn element als geheim agent, hij handelt in de duisternis waarin hij niet wordt opgemerkt. Maar daarin treedt hij op namens het volk, het Engelse volk en in tweede instantie de wereldbevolking. Deze wereldbevolking laat hij ook bestaan in relatieve duisternis.

Zo ontstaat de paradox dat het goede, democratische handelen plaatsvindt in de duisternis, terwijl de vijand van de mensheid handelt in een wereld die totaal zichtbaar is, in het licht staat. In deze paradox komt James Bond overeen met Hannah Arendt, die in naam van de democratie vindt dat kinderen in relatieve duisternis moeten worden voorbereid op hun politieke leven, het leven in het licht van het oordeel en de gezamenlijkheid, de openbaarheid.

Hoe treffend dat ik daarvan getuige was in de duisternis van de bioscoopzaal, met het boek van Hannah Arendt bij de hand.

http://digitalspyuk.cdnds.net/15/44/1024x682/gallery-movies-spectre-daniel-craig-blofeld-lair-1.jpg



Partij kiezen voor filosofie

Je moet partij kiezen. Wordt gezegd. Zeker als het om filosofie gaat, politiek, sport, moraal.
Behalve misschien met Kerst. Vandaar dat onze koning het woord vluchtelingen niet in zijn mond nam. Zo kon hij beide partijen, de wel-PVV'ers en de niet-PVV'ers aan de rijk gevulde eettafel houden.

Het boek Filosofie (red. Papineau, orig. Londen 2004) zegt door zijn titel al dat het geen partij kiest. Daardoor voelen we ons dan misschien niet uitgenodigd, maar hebben we ook weinig aanleiding om boos van de eettafel weg te benen. Zoals je van een Engels boek voor een breed publiek kunt verwachten, krijg je heldere overzichten voorgeschoteld, primair thematisch geordend. Een maaltijd verloopt richting dessert, in dit geval het zelf aan de slag gaan.

In die zin is Filosofie dus een kerstboek.

Bij een kerstdiner wordt er in de keuken keihard gewerkt, en meestal is dat onzichtbaar voor de gasten van het restaurant. In het geval van dit boek komt er nog bij dat de moeilijke problemen die filosofie tot filosofie maken tegelijk moeten worden gladgestreken en onzichtbaar gemaakt. In het heldere overzicht krijg je zodoende tegelijk wel en niet te zien wat filosofie is. Je krijgt het te zien op de manier van niet zien, en je ziet het niet op de manier van wel zien.

Daarvoor kun je al terecht bij de ultrakorte inleiding van redacteur Papineau zelf. Die opent met Socrates:
Socrates heeft ooit uitgelegd waarom hij het filosoferen onmogelijk op kon geven. Hij dreigde ter dood te worden veroordeeld op beschuldiging van het bederven van de jeugd van Athene. Zijn woorden luidden: 'Een leven zonder onderzoek is geen leven voor een mens' - vanuit zijn gezichtspunt was een leven dat niet door filosofisch nadenken werd verrijkt, niet beter dan de dood. (Ned. vert., p.6)
 Deze zinnen geven de indruk dat filosofie door het bredere publiek wordt gezien als het bederven van de jeugd en dat filosofen die jeugd wel móeten bederven omdat ze anders nog liever dood willen.

Maar nee, als we filosofie zo zouden opvatten, dan zouden we ons niet uitgenodigd voelen kennis te nemen van filosofie en zelf aan de slag te gaan. Daarom is er een vertaalslag nodig, een vertaalslag waarbij de scherpte van deze inzet wordt weggehaald, en filosofie althans in die zin onzichtbaar wordt gemaakt. Papineau vervolgt:
Er zijn maar weinig mensen geroepen alles voor de filosofie op te offeren, maar toch zijn er goede redenen waarom filosofie voor iedereen van fundamentele betekenis is. Het meest voor de hand ligt dat we allemaal moeten nadenken over de juiste levenswijze. Conventionele gebruiken zijn niet automatisch de beste, of het nu gaat om de relatie ouders/kinderen, overheid/onderdanen of rijke/arme landen. Als verantwoordelijke mensen moeten we althans zo nu en dan gedurende ons leven stilstaan en ons afvragen of ze werkelijk doen wat we moeten doen.
Ongetwijfeld is het 'ze' in deze laatste zin een verschrijving en wordt 'we' bedoeld. Maar het tweevoudige 'moeten' zal toch echt zo bedoeld zijn. We moeten iets doen, maar we moeten ons ook afvragen of we werkelijk doen wat we moeten doen. Je vraagt je dus iets af, wat niets afdoet aan het moeten van dit afvragen. Dit 'moeten' van het zich afvragen 'ligt het meest voor de hand', het maakt de filosofie van een jeugdbedervende terdoodveroordeelde tot iets wat voor iedereen van betekenis is.

Nemen we dit moeten serieus, dan zouden we alle reden hebben ons leven - het leven zonder filosofie - op te offeren voor de filosofie, het nadenken over de juiste levenswijze, af en toe. En als we aannemen dat iedereen dat wel eens doet, af en toe, nadenken over onze juiste levenswijze, dan zijn we al in de filosofie en verdampt de betekenis van dit moeten.

Het kan zelfs verglijden in een tegenspraak, als we filosofie zelf opvatten als een levenswijze. Het 'moeten' zou dan kunnen inhouden dat we moeten nadenken of we wel doen wat we moeten doen als we filosoferen. Is het niet beter om gewoon ons leven te leven, conventioneel, automatisch?

Zo kunnen we filosoferen zonder te filosoferen. U ziet, het lijkt alsof ik al bij het toetje ben beland, het lijkt of ik zelf aan de slag ben gegaan. Maar het lijkt me waarschijnlijker dat ik nog slechts de menukaart aan het lezen ben, of de lijst met restaurants aan het verkennen ben. Maar nu al heb ik veel opgestoken over filosofie. Ik heb al drie diverse posities ingenomen, van een weirde filosoof van lang geleden, de grote groep die hem ter dood veroordeelde en de vertalers die me - nog afgezien van hun schrijffouten - in verwarring hebben gebracht rond een moeten dat me misschien wel wegdrijft van de filosofie.

Hoe is het mogelijk partij te kiezen, een restaurant of een gerecht, bij zo'n rijk diner? Niets minder dan de juiste levenswijze staat op het spel, misschien zelfs wel het leven zelf, wanneer je ter dood wordt veroordeeld of zelf de dood kiest omdat een leven zonder filosofie niet de moeite waard is. Probeer dan nog maar eens te kiezen.

Ik besluit het boek verder ongelezen te laten. Mijn truc is het, met Kerstmis niet alles op te eten. Ik wil zo nu en dan iets proeven, voor mijn tafelgenoten doe ik alsof ik alles opeet, maar intussen pas ik me - althans ogenschijnlijk - aan de anderen aan. Ik kies partij voor de conventie en de vrede, blind, automatisch.

http://www.kaboutertuinblogt.nl/wp-content/uploads/2015/11/fotos-0051.jpg

vrijdag 18 december 2015

Houden van Robert ten Brink

Je kijkt naar de reclame van Lidl. Een gelukkige familie zit aan het kerstdiner. De blinddoeken worden vastgeknoopt, ik heb eerlijk gezegd geen idee waarom. Maar het ziet er gezellig uit. En dan komt ineens Robert ten Brink binnen.

Zeg je Robert ten Brink, dan weet je dat er iets met liefde in het spel is. Gezien de context moet dat wel familieliefde betreffen. En ja hoor, ineens staat daar het verloren gewaande familielid. Wat een verstoring leek, is in werkelijkheid een genezing. De familie is nu echt compleet, en zo hoort dat met Kerst.

Jongens, het wordt tijd dat we die reclame niet meer wantrouwen. Goed, Robert ten Brink is door en door irritant. Maar hij verricht een goede daad, en dat is wat telt. Ook het bedrijf namens welk hij komt verricht een goede daad. Dankzij Lidl kunnen we betaalbaar het bestaan der chique mensen kopiëren, alsmede hun geluk, als ze dat hebben, en een perfecte kopie is even goed als het origineel.

Ook als we ons bij nadere beschouwing bekocht weten, dan blijkt de hele onderneming een experiment, een avontuur. En zonder avontuur geen verloren zoon, geen gelukkige familie, geen Kerst.

Dank zij Robert ten Brink. Het kost de nodige moeite die dank op te brengen. Maar denken helpt.

http://fonkonline.nl/public/image/2015/lidl.png

dinsdag 15 december 2015

Ongezegd authentiek

Nico Dijkshoorn heeft iets met trainer Gertjan Verbeek. In zijn serie columns voor VI blijft hij maar aandacht schenken aan deze zelfingenomen kwast. Pas geleidelijk kom je erachter dat Gertjan Verbeek het absolute tegendeel is van wat Dijkshoorn in mensen kan waarderen. De columns culmineren in een waarderende beschrijving van de ruzie tussen Wilfred Genee en Johan Derksen.

Het draait allemaal om authentiek. Ben je authentiek, dus zonder kapsones, dan klop je volgens Dijkshoorn. Ben je dat niet, dan is er nog hoop, je krijgt de ambivalente waardering van de spotlustige over je heen, en mag je voegen bij de grote meerderheid.

Maar het ergste is dus Gertjan Verbeek. Die zegt namelijk dat hij authentiek is, en maakt daar een toneelstuk van. Daardoor is hij een dankbaar object van Dijkshoorns spot. Maar die spot is net iets te serieus. Zoals gezegd, Dijkshoorn blijft er maar op terugkomen, op die Gertjan Verbeek.

Eigenlijk is het ongelooflijk dat iemand die de belangrijkste deugd met Dijkshoorn deelt tegelijk ook zo ver van hem afstaat. Zou Gertjan Verbeek niet hebben gezegd dat hij zo authentiek was, misschien was hij het dan zelfs wel geweest, in de ogen van Dijkshoorn. Dan had hij gedeeld in de onvermengde waardering die Derksen en Genee ten deel vallen.  Deze schijnbaar zo kleine uitglijder, zeggen wat hij misschien in werkelijkheid ook wel is, brengt Verbeek op de grootste afstand van Dijkshoorn.

Dit alles doet mij peinzen over het authenticiteitsgehalte van Dijkshoorn zelf en over wat authenticiteit eigenlijk is. Nog zonder het boek van Maarten Doorman over deze materie te hebben gelezen is mijn interesse opnieuw gewekt. Die richt zich vooralsnog vooral op de taal. Twee punten kan ik nu oprapen, voordat ik deze lijn in andere blogs weer zal voortzetten.

Het eerste is dat van de taal van de humor en satire. Eigenlijk wordt in die taal altijd de mens zonder kapsones bezongen, de normale mens, de mens zonder rare kapsels en zonder hypokrisie. Niet voor niets zijn Rinus Israel en Willem van Hanegem de heiligen die regelmatig worden aangeroepen om dit menselijk ideaal tegenwoordig te stellen.

Maar dit ideaal is op zichzelf te saai. Daarom richt de aandacht van de satiricus zich voortdurend op datgene wat hij niet alleen lachend omarmt, maar ook ten diepste afkeurt. De satire moet ons niet alleen aan het lachen brengen, ze moet ook - ziehier mijn tweede punt - deze diepserieuze ondertoon aan het zicht onttrekken zodat we niet gestoord worden door deze tegenspraak, de harmonieuze tegenspraak tussen komische spot en oerserieus moralisme. De tegenspraak die de humor zijn glans verleent, vanuit de onzichtbare diepte.

Ziedaar de innige omarming van Nico Dijkshoorn en Gertjan Verbeek.

http://www.vi.nl/upload_mm/5/c/a/cid7121_VerbeekVI12_1024.jpg

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...