woensdag 26 november 2014

Contact van de een en van de ander

Ja, contactsport heeft altijd twee kanten. Bij voetbal bijvoorbeeld moet je in de herhaling goed kijken. Stak de pootjelapper zijn been iets te ver uit, of zocht de aanvaller tezeer het contact om opzettelijk te struikelen? In gewone situaties beoordeel je zoiets als onbeslisbaar. Maar wanneer beslisbaarheid of oordeel tot de afspraken behoort, dan wordt er altijd een oordeel geveld. Met alle dubbelzinnigheid die schuilt in de uitdrukking 'een oordeel vellen', het oordeel wordt neergehaald door de protesten die onvermijdelijk volgen.

En toch schuilt er een besef van rechtvaardigheid in veruit de meeste beslissingen der scheidsrechters. De protesten hebben slechts betrekking op een kleine minderheid der gevallen. Er sneuvelen slechts weinig scheidsrechters, zo weinig zelfs dat ze stille tochten uitlokken. Zoveel gaat er vreedzaam aan toe.

Wat is nu het aantrekkelijke van een contactsport, van een sport waar botsingen (squash) en mislukte slidings (voetbal) tot de orde der mogelijkheden behoren? Kun je niet beter naar de equivalenten badminton en voetvolleybal kijken? Misschien is de beweging die van de toeschouwer verwacht wordt bij een niet-contactsport te abstract. Hij moet kijken van links naar rechts en andersom. De bal is het teken van vergelijking en beslissing. Wie kan dat nog volgen, met alle terugvolgingen vandien?
De bal schiet tekort. Hij heeft zijn geheugen nodig om te scoren, de juiste afzender die bij de niet-contactsport altijd op afstand staat.

Nooit is er contact, inderdaad. Maar als dit toch al het geval is, laat dan de spelers maar net zo goed door elkaar lopen. Laat hen botsen, slidings opzoeken, vermijden en maken. Laat hun bijna totale ondoorzichtigheid gemaskeerd worden door de technische media. Laten we elke beweging laten gadeslaan vanuit zes camera's. Allemaal netzogoed.

zaterdag 22 november 2014

Tweede keus

John List is gedragseconoom. In de krant leggen ze uit dat hij onderzoek heeft gedaan naar economische en culturele prikkels. Zijn vrouwen van nature minder competitief dan mannen of hangt dat af van de prikkels die ze krijgen? List ontdekte dat het laatste het geval was. Hij ging naar Afrika en bezocht stammen waar vrouwen de baas zijn en stammen waar mannen de baas zijn. In beide gevallen vertoonden vrouwen competitief gedrag, mits er maar financieel voordeel mee te behalen viel.

List past zijn ideeën nu ook toe op onderwijs in achterstandswijken van Chicago. Als je kinderen betaalt zijn ze best bereid hun school af te maken. Bovendien bespaart de samenleving zich op die manier geld, omdat de kinderen zo niet in de criminaliteit belanden.

Waarom moet ik over die man zonodig een blog schrijven? Omdat me een ding erg in het oog sprong. Namelijk zijn typering van de geldoplossing als tweede keus. Mooier en beter is het wanneer kinderen uit intrinsieke motieven kiezen voor onderwijs. Maar als ze dat niet doen, dan is de hulp met financiële prikkels beter dan niets proberen.

Waarom is dat zo raar? Nou ja, raar is teveel gezegd, het is alleen maar schijnbaar raar. Want competitiviteit meet je in experimenten waarbij ook zoiets als tweede keus een rol speelt. Eerste keus voor de competitief ingestelde mens (m/v) is waarbij je meer kunt verdienen, zelfs als je het risico loopt niets te verdienen. Tweede keus is de beloning met een vast bedrag, dat minder hoog is dan de maximumbeloning bij de eerste keus.

Je kunt je dus afvragen of de beloning van schoolkinderen wel te maken heeft met competiviteit. Lopen de kinderen namelijk wel het risico minder te krijgen dan wanneer ze niet voor dat geld hadden gekozen? Komt het voorstel van List niet gewoon neer op salariëring van leerlingen? En leren ze op die manier zelfs niet de competitiviteit af?

Een van de filosofische problemen van List is bovendien gelegen in de intrinsieke motivatie. Kiezen leerlingen überhaupt uit intrinsieke motieven voor school? Speelt in elke nature-achtige oplossing niet ook altijd iets mee van nurture? Zo spelen er metafysische én pragmatische motieven een rol in de aanpak van List. Niet erg, want dat nodigt uit tot denken en leggen (uitleggen, inleggen, neerleggen, geleg). Zo zou je zijn aanpak ook kunnen zien als voorbeeld van geldmetafysica. Wanneer schoolkinderen puur gezien worden als investering in de samenleving, dan wordt geld middel en doel.

Noem je de investering tweede keus, dan roept dat indringend de vraag op naar de eerste keus. Wat is ons intrinsieke motief om kinderen les te geven zonder beloning, les als beloning? Waarom willen wij (inclusief List) als eerste keus handhaven dat kinderen intrinsiek voor het onderwijs kiezen? Tot zover hebben we deze prangende vraag ontweken door middel van de schoolplicht. Willen we die niet meer met geweld afdwingen, dan rijst de vraag naar andere middelen, én de filosofische vraag naar intrinsieke waarden.

Ook voor dat laatste dient zich in onze tijd een oplossing aan: de stichting van university colleges en de bloei van gymnasia. Zo laat je die kinderen zelf kiezen die zelf kunnen en willen kiezen. Resteert de vraag naar al die andere kinderen, die dat niet kunnen of willen. Voor hen staat List met zijn geldzak klaar. Vooralsnog is bij die kinderen de vraag naar intrinsieke motivatie, hoewel eerste keus, een louter filosofische.

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...