woensdag 29 mei 2019

Op de Posbank - Verder denken over groen en rood

Opeens schoot me vandaag een gedachte te binnen. Zo'n gedachte waarvan je je afvraagt waarom je die niet al meteen had. Het gaat nog steeds om de samenhang tussen rood en groen. Daarover ging het bij de Europese verkiezingen. De Groenen wonnen, het Rood van Frans Timmermans won. Maar in de weken vooraf bleek dat beide partijen akelig dicht bij elkaar kwamen, groen en rood.

Ik was in mijn vorige blog blijven steken in de gedachte dat rood en groen zo veelduidig zijn dat de kleuren momenteel staan voor zowat alles aan de linker en rechterzijde. De SP overlapte sterk met de PVV in Europavijandigheid en kreeg daar eenzelfde rekening voor gepresenteerd. FvD kon zich aan de malaise onttrekken door noch rood noch groen te opteren, maar ik vermoed dat ze deze optie alleen maar kunnen vasthouden wanneer ze rood en groen laten oplossen in schimmigheden en rookgordijnen. Wilders kon zijn spel spelen door te choqueren, maar dat spel stierf aan inflatie. Baudet kan vluchten in pseudo-intellectualisme. Maar achter deze mist duiken vroeg of laat toch weer groen en rood op.

Wat ik over het hoofd had gezien was de move die ik door Agamben in zijn recente boek over het Rijk en de Tuin zag beschreven. De tuin staat model voor de wereld in zijn mooie gedaante. Maar al heel vroeg werd de tuin geïnterpreteerd als metafoor voor de menselijke ziel. Al in de klassieke tijd zou dan - als ik Agamben goed heb kunnen volgen - een soort overgang van groen naar rood zijn voltrokken. Niet de natuur of de wereld staat centraal, maar de politieke gemeenschap.

Agamben signaleert dat de menselijke natuur sinds Augustinus naar het model van de Tuin wordt gezien, zij het in negatieve zin, als datgene wat we voorgoed hebben moeten verlaten. Via de erfzonde komen we uit bij het pessimisme als overheersende stemming ter linkerzijde. De gedachte die Agamben niet noemt, maar die wel voor de hand ligt, is dat de mens nu in al zijn slechtheid ten grondslag ligt aan het bederf van de Tuin. Niet alleen van zichzelf als metafoor van de tuin, maar ook van de ecologie. Lees de boeken van Ten Bos over het antropoceen en extinctie, en je ziet een soort calvinisme voor je dat ons model is - vooral in de linkse politiek - om over de natuur te denken. De natuur gaat naar de knoppen omdat we uit de natuur verdreven zijn vanwege onze zondigheid, maar onze zonde nog willen overtreffen door ook nog eens die natuur op te zoeken en die naar de knoppen helpen.

Het zou de moeite waard zijn te overdenken of een andere visie op de Tuin (paradijs, ecosystemen etc.) ook in metaforische zin opgevat als de menselijke ziel,  een uitweg biedt uit ons calvinisme. We komen dan, vermoed ik, al gauw uit bij een paradox. De mens die de natuur vernietigt is in wezen goed, niet slecht. Hij vernietigt de natuur, en precies daarin ligt de kans om eindelijk weer toegang te krijgen tot zijn goedheid, en tot de natuur.

Ik zie nog niet concreet voor me hoe dat gestalte kan krijgen. Mijn eerste gedachte gaat nu naar Pos die met zijn auto de natuur in reed en zijn naam verleende aan de Posbank. Het is een prachtig stukje natuur, een paradijs. Steeds wanneer we die natuur aan gort rijden met onze dampen, en steeds wanneer we die bomen kappen om er kale heide voor terug te krijgen, duikt er weer een nieuwe mogelijkheid op om van de natuur te houden. Daar zitten we dan, bij het paviljoen, met uitzicht op het begroeide dak en die prachtige ideeën. Allemaal dankzij G.A. Pos, oud-voorzitter van de ANWB.

Wanneer zullen we ooit toe zijn aan deze paradox? Als mijn gedachtegang hierboven klopt, is het vooral ons calvinisme wat ons tegenhoudt deze paradox te verkennen en binnen te stappen. De mens is slecht, dat staat voor de calvinisten buiten kijf. De liberalen vinden die slechtheid een vereiste om de economie draaiende te kunnen houden, de groenen betreuren die slechtheid. Maar als de mens nu niet slecht is? Dan komen er nieuwe kansen voor groen en rood links. We nemen plaats op de bank van Pos die er nog steeds staat en genieten van het uitzicht, tot en met de AVR-afvalverwerking langs de A12 die je daar kunt zien.

We komen uit bij de poëtisering van de natuur. Er is iets in de natuur wat ons ertoe brengt om haar te poëtiseren. Ook als de natuur sterft zijn we nog in staat om daar de schoonheid van de zien.

We komen akelig dicht in de buurt van het fascisme. De Nederlandse landschapsarchitecten ontwierpen de A1 en de A12 onder inspiratie van Duitse ontwerpers. Het landschap is wat vanuit de auto opduikt en ons overweldigt. We willen het te vuur en te zwaard verdedigen tegen vreemde indringers, waarbij we voor het gemak vergeten dat wij zelf die indringers zijn, in onze auto's over ons asfalt.

Het gaat er dus om vanuit de menselijke goedheid een politiek te denken die niet loopt in de valkuil van de esthetisering. De schoonheid is er wel, maar we ontdekken die pas als het te laat is, als het asfalt er al ligt. De enige kans om die schoonheid te ontdekken is als we naar het verleden kijken. We zien het landschap zoals het was, en worden daardoor gedreven om de auto te laten staan en fietsend de Posbank te beklimmen, en te strijden voor biodiversiteit.

Dat is wellicht de zin van die miniatuurlandschapjes bij Nijmegen, neergelegd door de Vereniging voor Cultuurlandschap, waar ik vorig jaar doorheen mocht lopen. Het merkteken van de gedeësthetiseerde politiek is de melancholie. We genieten van het landschap dat er niet meer is en kunnen ook niet serieus geloven dat dit landschap nog terugkomt. Maar we klampen ons vast aan dit bloempje en dat beestje. Aan die heg die we veroveren op de gemeenteplannen. Zo krijgt alles weer betekenis.

Groen en rood. Via de tuin veroveren we weer stukjes van onszelf die ons in relatie brengen met de mens die deel uitmaakte van de natuur. We groeten elkaar zoals boeren elkaar groetten als ze van het land kwamen. We gaan op de bank zitten en nemen de stand van zaken eens door, vanaf een beschouwelijke afstand. Daarna gaan we weer ons weegs.

Naamgever: dé Posbank

donderdag 23 mei 2019

Rood en groen - In principe eenvoudig!

Kun je nu zeggen: rood, dan dus ook groen? En natuurlijk ook andersom... Bij de Europese verkiezingen worden beide kleuren in een adem genoemd. Vertaald naar rechts: je bent tegen het toelaten van migranten (rood) en wil ook niet opdraaien voor de kosten van milieubeleid (groen) en bent voor de vrijheid van grote bedrijven om niet te worden lastiggevallen met belastingen (rood, maar ook groen).

Het is een groot thema, iets te groot om hier te doen alsof ik er even een gedachte op kan loslaten die de lezer verder helpt. Maar mijn eerste bedoeling is met deze blogs om mezelf verder te helpen, en er zullen vast wel even grote dommeriken bestaan als ik die net als ik een gedachte willen opperen over de samenhang tussen rood en groen.

Stellen we en passant vast dat we in de media over die samenhang niets vernemen. Het gaat daar over losse thema's, als het al over thema's gaat. Het gaat voornamelijk over partijen en personen, winnaars en verliezers.

Het meest voor de hand ligt dat je vanuit rood bij groen uitkomt. Dat is denk ik ook wel de historische volgorde. Je bent burger, en ineens word je rood. Je bekommert je om je werknemende medemens. Dat kan om nobele motieven, of uit berekening, omdat je de macht van die medemens in je nek voelt. En er kunnen belangen in het spel zijn, je wordt rood omdat je zelf meer macht wil hebben, als arbeider of kleinburger. Later komen er geluiden dat het kapitalisme, toch de macht tegenover je, ten koste gaat van de natuur. Ook daar die dynamiek van eerst medeleven, later eigenbelang, naarmate die natuur zozeer wordt bedreigd dat we er zelf last van krijgen.

Er is ook altijd een sterke hang naar groen geweest vanuit het conservatisme en liberalisme. Denk aan Scruton met zijn pleidooi voor de vossenjacht. Mijn groene neven maakten me erop attent. Dankzij Scruton (overigens betrokken bij de promotie van Baudet) raken burgers betrokken bij de politiek met alle aspecten vandien. Vanuit de belangen van hun regio. Even grof schematiserend kunnen we zeggen dat het lastiger is om van groen naar rood te redeneren dan van rood naar groen.

Bij nader inzien kun je zowel vanuit rood als vanuit groen uitkomen bij rechts, bij standpunten die we aan de rechterflank met consensus bejegend zien. Groen: de zuiverheid van de eigen natuur met het eigen landschap. Bescherming tegen vreemde invloeden en exoten. Rood: de opstand van de kleinburgerij en de arbeiders tegen de betutteling door de elite, de al dan niet aangeprate vrees voor de buitenlanders die op jouw baan uit zijn. Zo bezien kom je vanuit groen en rood evengoed bij rechts uit dan bij links.

Ik denk dat er rond deze verkiezingen enigszins sprake is van een gepolariseerd klimaat. De extremen worden aantrekkelijker, je bent ofwel voor Forum ofwel voor Groenlinks. Maar in de commentaren werd de polarisatie gezien als oorzaak van de hogere opkomst. Politisering betekent dus grotere betrokkenheid.

Mijn eerste exercitie loopt dus niet uit in heldere lijnen. Toch heb ik er nog steeds vertrouwen in dat ik al denkend en lezend bij die heldere lijnen uitkom. Alles spreekt ervoor. We stemmen en horen de analyses. In de debatten komt men niet nader tot elkaar. In een volgende overdenking hoef ik dus alleen maar de lijntjes samen te trekken en dan kom ik uit bij de echte redenen waarom we vanuit rood en groen bij onze standpunten komen.

Afbeeldingsresultaat voor red green


woensdag 22 mei 2019

De kracht van het nietszeggende

Het overkomt me zo nu en dan, maar de laatste tijd steeds minder. Dat de columns van Nico Dijkshoorn me iets doen. A fortiori geldt dit voor Aaf Brandt Corstius en anderen. Het maakte steeds minder indruk. Daardoor ging ik me afvragen waarom ze nog geschreven werden. En waarom ik zin had om te blijven lezen en schrijven over de krant. Mijn krant is toevallig de Volkskrant, maar uw krant kan eenzelfde vraag oproepen: waarom hebben we zin om het te lezen en erover te praten?

Ik kan wel allerlei antwoorden opwerpen. Het beste dat ik kan verzinnen is dat al deze columnisten iets weten aan te voelen en verwoorden dat hoort bij ons. Bij onze tijdgeest, ons zoals we nu zijn. Dat is knap, want die taal reageert weer op zijn weergaven in columns enzo, waardoor die columns voortdurend worden geconfronteerd met waar ze op achter lopen, de taal die op straat wordt gebezigd en de issues die er worden opgeworpen. Wedstrijdje dat maar doorgaat.

In Dijkshoorn trof me vandaag het zinnetje: 'In werkelijkheid keken er in Nederland 37 mensen en een schildpad.' Hij heeft het dan over allerlei politici die in Amerika moeten duidelijk maken dat Nederland echt spectaculair is. Dat moet dan weer verklaren waarom Balkenende en Baudet naar Amerika gaan om daar te vertellen wat Nederland zo boeiend maakt. Het zinnetje van Dijkshoorn vertelt me dat iedereen wel weet hoe het zit, maar de mot vliegt om de kaars en het spektakel is aantrekkelijker dan wat iedereen toch wel weet.

Hoe krijg je het dan toch voor elkaar om nog de aandacht te vestigen op wat geen spektakel is, het nietszeggende?

Dijkshoorn krijgt het voor elkaar met ironie. Hij overdrijft het spektakel zodat je ziet dat het niets voorstelt en van de weeromstuit interesse opbrengt voor wat geen spektakel is. Ironie is wel een moeilijk ding. We vinden de overdrijvingen net iets te grappig en vergeten dat het Dijkshoorn om iets anders dan die overdrijving ging. Maar we hebben dan toch een momentje gehad van gniffel of van nostalgie naar de tijd dat we Dijkshoorn verrassend of gewoon aandoenlijk vonden, met die bril die hij afzet enzo.

Ik wil het eigenlijk helemaal niet over Dijkshoorn hebben. Maar er zit blijkbaar een kracht in die man waardoor we vergeten wat we eigenlijk wilden zeggen. Dat zegt dan ook weer iets. Het zegt iets over de kracht van het nietszeggende. Via Dijkshoorn verlangen we naar het nietszeggende, wat ons altijd nog te veelzeggend is. Voorbij dat veelzeggende wordt Dijkshoorn zo een symbool van het echte nietszeggende. Datgene wat ligt voorbij ons verlangen, het zegt ons niets, en dat het ons niets zegt vergeten we doordat we het erover hebben en er dan toch weer een hele blog aan hebben gewijd. Zo sterk is het.

Afbeeldingsresultaat voor schildpad dijkshoorn

vrijdag 10 mei 2019

Orakel voor orakel

Het zou zo kunnen werken. Je gaat naar het orakel en raadpleegt het. Een oude vrouw vertegenwoordigt de god, een priester legt voor je uit wat ze bedoelt. Het orakel komt tot je van onbegrijpelijk naar begrijpelijk. Maar als je het begrijpt, voorzover je het begrijpt, hoe kan het dan nog onbegrijpelijk zijn?

Toch is er altijd weerstand geweest tegen orakels. Mensen, praat toch begrijpelijk! Vriendelijk gezegd zou je kunnen denken dat deze verzuchting neerkomt op: Mensen, spreek als een priester! Maar het kan ook gewoon dat de verzuchter niet wanhopig genoeg is om naar het orakel te gaan, ja zelfs om iemand anders te sturen.

Zou het kunnen, leg ik hier voor u neer, dat ik met mijn blogs bezig ben u en mezelf op het belang van orakels te wijzen? Niet door het orakel begrijpelijk te maken, maar om wat begrijpelijk is onbegrijpelijk te maken? Dat zou verklaren waarom ik zo vaak de vorm van het commentaar kies, de boekbespreking met name. Ik neem aan dat het boek begrijpelijk is en kan worden gelezen. Vertrekkend vanuit die aanname zoek ik naar de grens waarop de onbegrijpelijkheid van het boek in beeld komt.

Zo verander ik zelf langzaam in een orakel. Niet dat ik een god ben, zelfs niet in het diepst van mijn gedachten, maar een murmelend oud mannetje (vandaag 57 geworden).

Er zit een noodzakelijke beweging in deze verandering. Wie met orakels omgaat wordt erdoor besmet. Mochten we de oude Grieken geloven, dan moeten we ons wel realiseren dat deze besmetting een tegenbesmetting is. Via het orakel zoeken we redding van een besmetting die ons teistert.

Ergens hopen we dat het een niet neerkomt op het ander. We hebben weet van het risico dat het orakel de besmetting verergert en uitbreidt. Maar dat is nu eenmaal nodig soms, om de genezing zijn kans te geven.

Afbeeldingsresultaat voor delphi

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...