zaterdag 4 juli 2015

Proloog - Filosofen blazen de koers op

Door Bert Wagendorps rituele jubel bij de Grand Départ voel ik me altijd geprikkeld opnieuw een betekenis te wringen uit de sport casu quo het wielrennen.

Maar nu had Wagendorp zelf steun van echte filosofen, onder wie onze vriend Hans Achterhuis. Al gauw trok filosoof Robin van den Akker meer de aandacht van onze Wagendorp. De essentie van het kijken naar wielrennen zou schuilen in de wreedheid van de toeschouwer:
Natuurlijk zijn wielrenners er niet opuit om elkaar te vermoorden, zoals strijders op een slagveld. Maar van alle sporten komt wielrennen daar wel het dichtst bij.
Wat gaat er door mij heen als ik dit lees? Dat de taal wel en niet wordt onderbelicht. De taal wordt niet onderbelicht omdat alles van die zogenaamde filosofie hier taal uitademt. Luister ernaar, naar de toon van deze taal!

Maar de taal wordt ook wel onderbelicht. Het lijkt steeds of de essentie van het wielrennen gelegen is in de strijd of in het kijken naar de strijd. Maar jongens, jullie weten ook dat er niets te zien is. Bijna niets wat wordt gezegd gaat over iets dat de kijker ziet. Wagendorp, die ik grotere wijsheid toedicht dan beide filosofen, zegt dat wel, al zegt hij het zeer terloops:
Maar waar wordt de zomer zo lekker gevierd als in de Tour, als je er tenminste van houdt op lome middagen urenlang te kijken naar het voortpeddelende peloton, in hoopvolle afwachting van het onvoorspelbare: er kan elk moment iets gebeuren waarover we het nog jaren zullen hebben.
Het een lijkt niet te rijmen met het ander. Wanneer het lijden zich precies onder onze ogen afspeelt, toch door Wagendorp in navolging van de filosofen tot essentie van de wielersport verklaard, waarom zouden we dan nog wachten totdat  er iets gebeurt? Juist, we wachten erop omdat we het nog jaren over iets willen hebben. Dat praten, dat is de essentie, niet die wreedheid. Pijn is fijn, maar dat wisten we al, en waren we door het praten der filosofen bijna vergeten... Of, nou ja, essentie... Laten we het daarover even hebben.

Eerst die onderbelichte rol van de taal. Roland Barthes heeft het in zijn Mythologies uit 1957 al prima verwoord en geïllustreerd, en Wagendorp betaalt ultrakort tribuut aan de Franse semioticus. De mythe is taal over taal, een teken dat een ander teken gebruikt als betekenaar en er zodoende een nieuwe betekenis aan toevoegt. Barthes hecht verder aan de ideologiebevestigende functie van deze operatie. Een mythe moet ons vooral geruststellen.

Zo bezien belanden we bijna bij het tegendeel van de wrede toeschouwer. Door met elkaar te praten verzachten we juist het lijden, al onttrekken we daarmee het werkelijke lijden, het lijden van de hele samenleving, aan het zicht.

Is met de verschuiving van het wrede kijken naar de taal ook de hele essentie van het wielrennen vervluchtigd? Niet bij Barthes. Het lijden van de onderdrukte klasse was bij de linkse naoorlogse Fransen de voorgeschiedenis van rebellie of revolutie, de geschiedenis als weg naar de voltooiing.

Tegenwoordig zou je het wielrennen, en dus de taal erover, eerder duiden als spel. De geruststelling is niet meer nodig. We kunnen nu voluit bluffen, overdrijven, verwachtingen wekken waarin niemand gelooft. Opblazen, zich opblazen, zich inhouden, negeren, minimaliseren. Quasi-diepzinnigheden, banaliteiten, een hele natie die zijn held op de schouders draagt. En dan weer neutraal technisch gebazel. Jean Nelissen: 'Beste mensen, die drinkbus die u daar ziet, die aan de stang van de fiets is bevestigd, dat nu is de bidon.'


Hebben we daarmee de essentie van de wielersport effectief vervluchtigd? In zekere zin wel. Iedereen, zelfs de filosoof, doet niets anders dan te zeggen dat je het wielrennen ook vanuit een ander gezichtspunt kunt bezien. En ik zoek naar een mogelijke betekenis temidden van de talloze andere. Als een soort sport, net als Wagendorp. De overdrijving ('dit is de kern!') verwijst naar een bescheiden perspectief dat na elke draaiing van de bocht weer kan veranderen.

Nee, ik wacht net als Wagendorp op een ultieme essentie, een spits inzicht over het wielrennen. Voor een deel ligt die essentie te wachten op de top van de Ventoux, de plaats die door Petrarca lyrisch in kaart gebracht is en sindsdien steeds opnieuw ontdekt wordt, in bedevaart, zoals door Sloterdijk (eveneens door Wagendorp genoemd, waarbij hij René Gude, God hebbe zijn ziel, helaas ongenoemd laat). Een motief waarop in Utrecht wordt gepreludeerd door de bomen die met bolletjestruien zijn bekleed. Het eeuwige ritueel van sterven en opnieuw geboren worden, als goden die niets anders zijn dan kinderen op de Olympus, met ambrozijn in plaats van Fristi.

Een filosofie van het wielrennen zou kunnen beginnen met de aanname dat de geest die wil worden vermaakt eigenlijk wil stijgen. Het is inderdaad je reinste Platonisme dat je rondom de wielersport steeds weer tegenkomt. Maar het volk houdt de stijger met zijn eros gevangen. Hij wil graag stijgen, maar de toeschouwer werpt zich ertussen en eist de coureur op. De renner weet dat hij zijn bestaan en inkomen via de sponsoring dankt aan die toeschouwer en staat hem te woord, zwetend, stotterend en knarsetandend.

Het volk blokkeert zo zijn eigen stijging. De tragiek van de fietser is niet dat hij afziet, hij zou niets liever willen dan dat, maar dat hij steeds weer moet verklaren dat hij geen doping gebruikt, alle nieuws een storm in een glas water vindt. Kortom, de renner is behoorlijk naïef, slachtoffer van zijn kinderlijke dromen en trauma's. Onder het mom van sport gaat niets minder schuil dan de weigering van het volk om Petrarca te lezen, zich te verheffen, na te denken of te dichten. Te lezen. De filosofen zelfs raken in de ban van de volkse bluf en het feest der clichés.

Dat en niets minder wisten de Romeinen al die zoals Cicero en Plinius afstand hielden van de gladiatoren, of het zoals Augustus tolereerden omdat ze dit konden inruilen tegen echte vrede en beschaving.

Daarom word ik best een beetje boos als ik bij Wagendorp moet lezen:
We zijn per slot van rekening wel beschaafde mensen en geen bloeddorstige Romeinen.
Nee, het is andersom. De Romeinen gebruikten de gladiatorenspelen om hun beschavingsproject te realiseren, wij gebruiken het als excuus om te barbariseren.

Maar toegegeven, Wagendorp weet dat heel goed, en de ironie van het 'we' is me zeker niet ontgaan. Ik heb alleen geprobeerd het uit te leggen. Volgend jaar krijgen Wagendorp, Dumoulin en ik overigens weer een nieuwe kans dichter bij de kern van het wielrennen te komen.




http://www.wielerrevue.nl/wp-content/uploads/2014/03/Tom-Dumoullin.jpg


 

4 opmerkingen:

  1. Hou Anton,

    Een eerste reactie, want mijn hoofd slaapt nog half, maar registreerde
    wel de doordenker van Wagendorp: ‘in hoopvolle afwachting van het
    onvoorspelbare’! Gisteren in de bocht die weg maakt van Galgenwaard
    naar het Science Park (alle ingrediënten van je column in welgeteld
    een bocht bij elkaar: lijden, strijd en denken) kon de Maastrichtenaar
    met de Franse naam Dumoulin zich laven aan de meest hartstochtelijkste
    toejuichingen van ons toeschouwers. ‘Wij’ verkeerden in hoopvolle
    verwachting dat een Nederlander na onvoorstelbaar veel jaren weer het
    geel over zijn brede schouders kon trekken. En dat leek ons niet
    alleen heel goed voorstelbaar, maar nog meer juist heel goed
    voorspelbaar; sterker nog, was het wel onvoorspelbaar na al die
    verhalen en voorspellingen en bespiegelingen en interviews (wat jammer
    voor uzze Jean, dat hij dit moment heeft moeten missen: unne
    Mestreechteneer dee MESJIEN ut geel pak), die Wagendorps collega’s ons
    al weken voorhouden. Met andere woorden, wie zit nu te wachten op een
    Australiër in ut geel (misschien jij omdat Inez met dat continent
    verbonden is?).

    Wagendorp behoort tot de klasse die heel goed weet waar wij op hopen,
    denk ik: het onvoorspelbare. Dat suggereert een open houding: anything
    goes. Helaas, daar hopen we juist niet op: alleen Dumoulin in ut geel
    telde en dat was heel goed voorspelbaar, gezien zijn verrichtingen in
    de ronde van Zwitserland. De vraag is hoe serieus we Wagendorps
    bespiegelingen moeten nemen, ook al ziet hij sommige dingen misschien
    beter dan sommige filosofen.

    Over Jean Nelissen later.

    groet, Rob

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Broer,
    Moeilijk, deze tekst. Ik verkeer al een hele week in wielersferen - film VENTOUX, nogmaals het boek, biografie van Jean Nelissen, de column van Bert Wagendorp - maar dit gedachtespel tussen wielrennen en filosofie gaat boven mijn pet.

    Ik zou zeer benieuwd zijn naar de reactie van Bert Wagendorp op jouw tekst en mogelijk nog meer benieuwd naar de reactie van Jean Nelissen zaliger. De man die door onze ouders altijd zo bejubeld werd en stond voor beschaving, in tegenstelling tot zijn tegenpool Mart Smeets. Jean is al lang van zijn brave voetstuk gevallen, dronk de levensbeker leeg tot op de bodem: wielrennen, filosofie, spelen met taal, grote hoeveelheden drank en sigaren. Al die ingrediënten maken het wielrennen tot iets verhevens, een mysterie bijna. Volgens mij is dat het geheim van deze sport.

    Al is het een illusie. Wat is het leven zonder illusies? Blijft er weinig over.
    Misschien Mart Smeets eens vragen of hij nog woorden heeft.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Hoi zus,

      fijn dat je weer behouden thuis bent. Ik kan me werkelijk niets voorstellen bij een reactie van Bert of Jean op mijn spinsels, behalve als Jean er een paar op heeft in zijn hemel. Maar jij en Rob (zie commentaar hierboven) zijn moedige lezers en er zal altijd wel iets overkomen. Bovendien lijkt me de Mont Ventoux opfietsen nog altijd moeilijker dan erover nadenken.

      Verwijderen
  3. Interessante vraag, of de Mont Ventoux of Aubisque (beide in mijn geval) opfietsen moeilijker is dan erover nadenken. Ik weet heel zeker dat deze dingen niet los van elkaar staan. Waarom doe ik dit, wil ik dit? Met alle gevolgen vandien. Het heeft ongetwijfeld met mijn gevoel en gedachten te maken, die ik voor even op een ander spoor wil krijgen. Even los van alles, een simpel doel nastreven, ook weer niet al te simpel maar wel duidelijk, goed gevoel over mezelf en misschien wel dat - als ik dit aankan, goed doorsta - ik de rest van mijn leven ook wel aankan. En met nadenken alleen haal ik dat niet. Ergo, de berg daadwerkelijk beklimmen is niet altijd moeilijker. Stof tot nadenken......

    BeantwoordenVerwijderen

Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag

Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...