zondag 5 juli 2015

Etappe 2 - Het geluksgevoel

Ooit was ik geïntrigeerd door wielerfilosoof Marc van den Bossche. Hij verbond wielrennen als duursport aan de natuur van de mens, dat wil zeggen zijn essentie. Ooit holde die natuurmens de hele dag achter zijn prooi aan. En nu denken we dat we dat niet meer zijn maar we zijn het nog steeds wél. Dat bewijst het wielrennen.

Pardon? Fietste die Cro-Magnon al? Nee, maar het is toch allebei duursport? Ja, maar toch zegt filosofieprofessor Van den Bossche dat hij de wielerfilosofie denkt volgens het hardlopen. Ook biografisch klopt dat. Als kind was hij een begenadigd hardloper, later dronk hij als redacteur trappist, hij kreeg een auto-ongeluk, en daarna kon hij niet meer hardlopen. Fietsen was een goede tweede.

Hoho, nu niet teveel medelijden krijgen alstublieft. In onze zoektocht naar de essentie van het wielrennen is geenszins uitgesloten dat die essentie in een andere sport ligt. Zoek je bijvoorbeeld naar wreedheid, dan ontbeert de langeafstandsloper de steun van ploeggenoten en komt hij zelden nog terug als hij erafgelopen wordt. En mocht ik bij 35 graden kiezen tussen een lange fietstocht of een halve marathon, dan koos ik zeker het eerste (gelukkig hoef ik niet meer). Noteer dit als een tegenargument tegen Wagendorp en Van den Akker.


Nu die filosofie, als het niet de wreedheid is. Van den Bossche ziet die in de antieke gedachte van een gezonde geest in een gezond lichaam. Als je rent, dan komen je gedachten lekker bruisend op gang. En bij fietsen mutatis mutandis. Je hoeft dus niet meer die Ventoux op en je hebt ook geen toeschouwers nodig. Toch ben je ook weer niet helemaal eenzaam. Je bent altijd samen met je serotonine. Sport is dus eigenlijk seks.

Nu weet Van den Bossche ook wel dat die seks tegenwoordig niet alleen iets met je lichaam te maken heeft, maar ook met techniek, doping en striptease (de Vlaamse Wielrijdersbond organiseerde die wel na een klassieker). Maar heb je eenmaal je eigen essentie van het wielrennen bepaald, dan kun je de rest afdoen als rimram. Geen probleem voor Van den Bossche, onze epicurist.

Vatten we samen.
We hadden het wrede schouwspel terzijde geschoven en bevonden ons in de taal. Ik heb het gevoel dat we daar niet makkelijk meer uitkomen. Of het moest zijn via het lichaam. En daar ligt de hoop van Marc van den Bossche. Het lichaam geeft ons geluk, of, als dat niet lukt, een geluksgevoel. Inderdaad, pijn is fijn.

Nu is het wel opvallend dat Van den Bossche, als hij op zijn fiets aan het denken slaat, lang niet altijd over wielrennen denkt. Hij heeft namelijk ook nog een hoop andere dingen te doen. Hij is professor, dus onderzoeksleider, dus manager. Helaas moet hij al dat management verrichten en al die technieken toepassen waarvan hij het fietsen juist als bevrijding wilde zien. Het denken is voor hem niet het denken van het fietsen, maar het denken terwijl hij fietst, en eventueel ook nog het denken naar het model van het fietsen.

En daar staan we dus weer met lege handen. We fietsen wel, maar om te denken. En we denken over iets anders dan fietsen. Blijkbaar geeft dat denken zelf geen kick en moeten we daarvoor weer fietsen of seksen.

Wacht, ik zie Cavendish aangaan, zichzelf tot makkelijke prooi van Greipel makend. Ik vind het tamelijk voorspelbaar wat Cavendish op zijn fiets nu denkt. Ook weet ik dat die 'gedachten' buiten het interesseveld van Van den Bossche liggen. Ze zullen vooral betrekking hebben op Renshaw en op God.

Het is roerend dat Van den Bossche het in 2005 nog opneemt voor Vinokoerov als de man van fantasie en romantiek tegenover Armstrong. Dat zal Vikokoerovs werknemer Lars Boom fijn vinden om te lezen, mits hij daarvoor vanavond in Port Zélande nog puf heeft. Vinokoerov, de man van fantasie en romantiek. Doping, corruptie, nationalisme, dat zijn inderdaad zaken waarvoor je de wielerromanticus mag wakkermaken.

En zo komen we dan weer via een omweg terecht bij romantiromanticus Bert Wagendorp. Zou hij dan toch een filosoof zijn met zijn lichtironische jubel?

Ja en nee, dat houd ik vol. Wagendorp is een journalist en staat zich voortdurend voor het tribunaal van het volk te verdedigen. Maar is dat niet het lot van elke Europese romanticus, vooral de Duitse? Hij zoekt de eenzaamheid en afstand van het volk, maar wordt steeds teruggeroepen en roept zichzelf terug. Hij lijkt op de wielrenner die op de Stadhuisbrug handjes moet schudden met Jan van Zanen, moet luisteren naar het Franse en Nederlandse volkslied. Ach ja, het hoort erbij. Maar hiervoor doe je het niet. En sorry, Marc van den Bossche, ik heb ook geen renners opzij zien gluren naar boekhandel Broese, ook al organiseerde die zijn Tour Café. Maar dat zegt jou weer niets, sinds dat ongeluk.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag

Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...