We zijn met ons filosofische parcours steeds verder in Derrida gedoken, bij wie we waren uitgekomen via Nietzsche, met Shakespeare als leidraad. In Derrida zit een sterk platoniserende tendens, die hij zelf al in zijn Pharmacie-tekst aankondigde: misschien staan we aan de vooravond van een nieuw platonisme. De idee is nu niet meer een simpel begrip dat ergens in de ruimte zweeft en door Plato in kaart gebracht is. Hij is midden onder ons. We ontdekken dat zoiets als de Tour draait om eenzaamheid, vriendschap, de vrouw, zonder dat ze in het oog springen.
Nu wijst Derrida Plato erop dat de idee nog te automatisch is gedacht als iets wat je kunt zien. Het zien krijgt voorrang boven de andere zintuigen. In latere boeken zie je dan ook dat Derrida dingen probeert met de andere zintuigen en met het zintuig als zodanig, bijvoorbeeld in Le toucher - Jean-Luc Nancy. We raakten ook even aan Derrida's Nietzsche-lezing in L'oreille de l'autre.
Nu zou je met enig gevoel voor overdrijving kunnen zeggen dat de platoonse idee bij Derrida wordt verzwegen. Het is zijn geheim waarover hij uitvoerig praat, maar dat is Derrida's strategie om een geheim te bewaren. Maar goed, Derrida praat en wij luisteren, in gehoorzaamheid en vigilance.
Nu roept Derrida ons ook op, of hij constateert veeleer, dat in elke teruggave een element van ondankbaarheid schuilt. Je kunt proberen de ander hetzelfde te geven als wat hij jou geeft, maar de deconstructie doet zijn werk en daarin ligt precies de chance voor een gave en een toekomst.
Dat motiveert mij weer om uitgaande van Nietzsche een andere weg in te slaan, uitgaande van Nietzsche, het oor, het praten en misschien de muziek. Bij Derrida zul je daarover weinig lezen, omdat hij door zijn kritiek op de westerse metafysica als 'fonocentrisme' de deconstructie aanzet vanuit het schrijven en de grafè. Maar tegelijk kunnen we die schrift gebruiken, lijkt me, om de fonè (stem) anders te verstaan.
Keren we bijvoorbeeld terug naar Much Ado About Nothing, dan zegt mijn eerste bron, het wikipedia-artikel over deze komedie, dat je nothing ook kunt beluisteren als noting (opmerken) en 'n-O-thing (vagina). Een beetje Derrida-lezer vertrouwt blindelings op de mogelijkheid deze lijst oneindig uit te breiden, ook al moeten we hier de fonè en een beetje historische kennis inzetten om de varianten te ontdekken. De volgende presenteert datzelfde Wikipedia-artikel, want noting kan ook betekenen: omzetten in noten, geschreven en gezongen noten.
Die uitleg speelt in de komedie van Shakespeare zelf al een belangrijke rol. Lees het volgende voorbeeld, een drievoudig woordspel, waarin 'noting' 'opmerken', 'muzieknoten lezen' en 'niets' betekent (2.3.47-52):
- Don Pedro: Nay pray thee, come;
- Or if thou wilt hold longer argument,
- Do it in notes.
- Balthasar: Note this before my notes:
- There’s not a note of mine that’s worth the noting.
Kun je zeggen dat de Tour zingt? Ja natuurlijk, want we hebben onze Radio Tour de France met chansons. Nu kun je wel zeggen dat die chansons eigenlijk vormen van zwijgen zijn, dat ze bedoeld zijn om de leegte en het wachten te veraangenamen en dat ze dus eigenlijk uitdrukking geven aan deze leegte. Maar waarom zou het niet evengoed andersom kunnen zijn? Misschien drukken de chansons, de toerflitsen en de jingels wel een oorspronkelijker zingen van de Tour zelf uit.
Hier zou een filosoof even een idee kunnen lenen bij de door mij nog spaarzaam ingezette Heidegger. Volgens Heidegger kun je niet horen omdat je oren hebt, maar hebben oren zich kunnen ontwikkelen omdat er horen bestond, het horen is oorspronkelijker dan de techniek waarmee je dat kunt doen. Waarmee terloops opnieuw de verhouding tussen techniek en lichaam is aangekaart. Een wielrenner zit niet op de fiets omdat dat zo goed is voor zijn lichaam. Hij gebruikt zijn lichaam om beter te kunnen fietsen. Op zijn manier hoort hij Heidegger dus heel goed, hij luistert naar Heidegger met zijn getrainde, afgeroste, geschoren en bloedende lichaam.
De Tour zingt dus. Daar kom je achter wanneer je de beelden zonder geluid ziet, zoals mij vorige week overkwam. Er blijft maar bar weinig van het gebeuren over. Iets anders is het wanneer je bezoek hebt, bezoek dat het tolereert dat de Tour aanstaat of dat zelfs heel leuk vindt en er juist daarom dwars doorheen gaat zitten praten. Dat praten hoort op een of andere manier bij de Tour, er is enorm veel gepraat omheen en de grens tussen gepraat wat bij de Tour hoort ('hoort') en niet is niet scherp te trekken.
Hoor je de Tour, dan klinken er allerlei geluiden door elkaar. Op de voorgrond hoor je het duet Maarten en Herbert, die in je hoofd nog contrapuntisch worden aangevuld met Mart en Jean. De commentatoren zitten aan de finish, waar je vooral de opgewonden stem van de Franse speaker hoort, maar gedempt op de achtergrond. Je hoort ook de geluiden rond de renners zelf. Vooral de helikopter. Het is een tamelijk slaapverwekkend geluid. Zeer sfeerbepalend.... Deze sfeer wordt alleen maar versterkt door de permanente akoestische wave van de toeschouwers langs de weg, die ook weer gedempt doorkomt en een dempend effect heeft. Het peloton kabbelt, jaagt merentijds achter een groep ontsnapten aan en gaat het gat op twintig kilometer dichten. Af en toe is er wat meer opwinding, verhoogde tonen, bij een valpartij of een demarrage. Auto's toeteren aan een stuk door, bijvoorbeeld als een renner na een lekke band even achter hen terugstayert naar het peloton, wat ze volgens de geschreven regels niet mogen doen, en volgens de ongeschreven regels juist moeten doen.
In de Nietzscheaanse filosofie is de muziek uitgewerkt door Nietzsche zelf, in Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik. De draad is later opgepakt door Deleuze en Guattari en door Sloterdijk. Het lijkt me absoluut niet moeilijk om in het spoor van D&G de Tour te beschrijven als een krachtenspel tussen deterritorialisering via vluchtlijnen en reterritorialisering via de mythe, kapitalisme en nationalisme. De muziek, de zingende Tour, zou hierin kunnen passen zo ongeveer zoals vogelgekwetter zich verhoudt tot vogelzang. Vogelzang is zowat de oorsprong van het territorium überhaupt en door te zingen worden we vogels. Over vogelgekwetter lees je bij D&G veel minder, het lijkt of D&G zich door vogels zo laten betoveren dat ze hun eigen filosofie van de meervoudigheid helemaal vergeten.
Als ik zeg 'sfeerbepalend' kun je je afvragen of de zingende Tour de sfeer bepaalt of dat je die zang kunt horen binnen een welbepaalde sfeer. Peter Sloterdijk heeft zich op de sferen gestort in zijn bekende driedelige studie. Hoewel de mens voortdurend zijn best doet om sferen te bouwen, een omgeving waarin hij met anderen kan samenzijn, kun je dat bouwen zelf pas begrijpen als iets dat door die sferen mogelijk wordt. Sloterdijk legt uit dat hij met zijn sferenonderneming voortborduurt op de door Heidegger zeer beperkt uitgewerkte relatie tussen zijn en verruimtelijking. Nu lijkt Sloterdijk soms de sferen te situeren binnen een eerder gedachte tijdsopvatting: de ene sfeer van de wereld breekt rond Cusanus in tweeën en fragmenteert dan steeds meer tot kleine kwetsbare bolletjes, 'Schaum'. Maar je kunt ook een stap verder gaan en de sferen zien als iets dat er altijd al was, in meervoud.
Soms lijkt het zelfs onzeker of we de geschiedenis wel moeten opvatten als voortgezette fragmentatie van sferen. Hier even een passage waarin eerder de stem zich als grondconcept op de voorgrond dringt:
Vielleicht ist die Geschichte selbst ein Titanenkampf um das menschliche Gehör; in ihm ringen die nahen Stimmen mit solchen aus der Ferne um den bevorzugten Zugang zur Ergriffenheit, die Stimmen der Ahnen mit denen der Lebenden, die Stimmen der Machthaber mit denen der Gegenmächtigen. Unter den Gebärden des Rechts auf Ergreifen-dürfen tritt von alters her die Macht als Wahrheit auf; jedoch in der Verweigerung der Ergriffenheit kommt ein mühevoll erworbene Strategische Klugheit zur Geltung, die weiss, dass durch das gutgläubige Ohr auch die Lügen gehen. Wer klug wird, gewinnt Abstand von Kretern, Priestern, Politikern, Repräsentanten. (Sphären, I, 490)Het voorbeeld voor die Klugheit geeft Odysseus wanneer hij de Sirenen passeert. Cherchez la femme!, ditmaal weer eens de zingende verleidsters die het fijn vinden als stoere mannen op hun rotsen te pletter slaan. Odysseus laat zich zoals bekend vastbinden aan de mast en geeft bevel dat de roeiers (met was in hun oren) niet naar hem moeten luisteren als hij hun beveelt hem los te maken.
Nu oppert Sloterdijk dat het gezang der Sirenen niet verleidelijk is omdat ze zo mooi zingen, maar omdat ze in staat zijn precies dat te zingen wat bij de passant de neiging uitlokt zich naar voren te storten. In wezen luistert de passant naar zichzelf, naar wat hij het liefst hoort. Odysseus hoort een stem die een einde maakt aan alle ellende, een stem die hem zingt dat hij eindelijk thuiskomt. Eindelijk is hij subject, zo lijkt het. Met terugwerkende kracht kunnen we de hele zang van de Odyssee beluisteren als een zang der sirenen. Odysseus' roem wordt bezongen en hij hoort niets liever dan dat.
Onze beeldcultuur, zegt Sloterdijk, verhult deze sterke werking van het geluid, bijvoorbeeld in de videoclip. Door de muziek te vermengen met de beelden verbergen we voor onszelf dat we ons nog steeds laten betoveren door de sirenes. Misschien is dat onze list, maar het kan ook zijn dat we de slimheid der Grieken deels zijn kwijtgeraakt.
Het is moeilijk om Sloterdijk goed te verstaan. Hij lijkt te geloven dat je listen moet gebruiken om de sirenen te weerstaan (okee), hij lijkt te geloven dat de Grieken over die listen beschikten (maar domineert de muziek van de Odyssee niet zijn boodschappen?); hij lijkt te geloven dat wij ook nog beschikken over de juiste listen, kunstenaars die hun eigen reputatie moeten regelen bijvoorbeeld, maar ook weer niet.
Het blijft echter een raadsel waarom we weerstand kunnen bieden aan de muziek, vooral wanneer we de kracht ervan erkennen. Zou er niet iets in de muziek zelf kunnen zijn, vraag ik me af, wat er weerstand aan biedt? Ik herinner me een BBC-docudrama over Jason en de Argonauten waarin op het moment suprême Orpheus naar zijn harp grijpt en tegen de sirenen in gaat zingen. Ook kun je denken aan het geluidsdempende asfalt dat zijn dempende effect ontleent aan het produceren van complementaire geluiden.
Sloterdijk wijst op de alarmapparaten die we grappig genoeg ook sirenes noemen. Sirenes, zegt hij, toeteren ons in de oren dat alles troosteloos en gevaarlijk is.
Ik denk aan de autotoeters en de jingles van Radio Tour de France. Ze toeteren ons toe dat het geluk in aantocht is. Dat geluk, dat is de ruisende zang van de Tour die ons in slaap doet sukkelen. De slaap die volgens de (oude? nieuwe?) Grieken de broer is van de dood. Uit onze sluimer worden we weer gewekt door de jingles. Enzovoorts. Betovering, list, tegenbetovering en tegenlist.
Beslissend is er niets in de muziek, de zang blijft doorgaan en na het einde kan altijd de herhaling worden ingezet.
Toch is niet alles muziek, althans volgens Sloterdijk, en we moeten maar even aannemen dat hij op p. 511 van deel I zelf nog geen sirene is geworden. Hij verwijst naar onderzoek van de Franse oto-rhino-laryngoloog (keulneusoor) en psycholinguist Alfred Tomatis. Het blijkt dat een embryo in de baarmoeder alles prima kan horen, maar het kan zich daarnaast ook prima oriënteren in alle klanken en ruisklanken. Nog voordat de mens heeft leren spreken en denken kan hij dus al beslissen, beslissen over wat hij wil horen en wat niet, wat voor hem belangrijk is om te horen en wat niet.
Ook de wielrenner kan selectief horen. Daarvoor heeft hij zijn oortjes die altijd - zogenaamd - kunnen falen.
Het lag voor de hand dat je deze etappe zou starten met de vreselijke val van Peraud. Ik moet zeggen dat bij die beelden elk commentaar overbodig was. De Franse camera die geen genoeg kreeg van de verwondingen, de acrobatische toeren van de rijdende dokter en last but not least: de hap uit de voorzijde van de koersbroek van Peraud. Daar heb ik ook ademloos naar gekeken.
BeantwoordenVerwijderen's Avonds kwam Theo Bos daar nog even op terug: of het wel kon, die camera op de linker teelbal. Tja, kijkcijfers misschien?
Froome mag dan wel de Tour winnen, maar le plus grand hero c'est Peraud.