Toch ligt er in de Tourfilosofie een expliciete verwijzing opgeslagen naar de eenzaamheid, en wel via de Ventoux en Petrarca. In Trouw herinnert Colet van der Ven ons aan diens Vita solitaria uit 1347:
Hij zoekt de eenzaamheid om het bestaan te kunnen leiden dat het meest overeenkomt met zijn diepste wezen, in zijn geval een schrijvers-leven. Hij spoort zijn lezers aan om zijn voorbeeld te volgen en de stad de rug toe te keren maar ook de vrouwen, die 'continue keuken van kommer en kwel'. Het wekt dan ook geen verbazing dat hij, in tegenstelling tot God zelf, ervan overtuigd is dat niemand gelukkiger was dan de stamvader van het mensdom vóórdat Eva op zijn pad kwam.Vaak wordt gezegd dat de mens in de eenzaamheid God kan ontdekken, maar de laatste zin van dit citaat valt goed te lezen als een opstand tegen God, of in elk geval tegen het samenleven met vrouwen. Het leven in eenzaamheid is volgens God 'niet goed', 'het is niet goed dat de mens alleen is'.
Nu, daar heeft de filosofie dus meestal anders over gedacht. Al in de zesde eeuw vC wordt van de oerfilosoof Thales gezegd dat hij uit Foenicië is verbannen naar Milete, zodat het zelfs niet uitgesloten is dat we daaraan de uitvinding van de filosofie te danken hebben. Al vroeg beginnen filosofen de bestaande godsdienst te bekritiseren, en ze nemen ook afstand van de massa. Deze lijn heeft de filosofie in feite nooit verlaten, want zelfs de neoplatoonse christelijke mystici die God zoeken vinden Hem vaak juist op het moment dat ze Hem opgegeven hebben. Uit latere tijden noem ik Montaigne, Rousseau, Nietzsche en niet te vergeten Derrida als profeten van de eenzaamheid.
Het ligt ook voor de hand om vanuit het Petrarca-citaat terug te koppelen naar onze vorige etappe, omdat Petrarca zijn keuze voor eenzaamheid fundeert in zijn essentie, het schrijversleven. En daarvan doet hij in zijn ode weer verslag. We kunnen dus rustig stellen dat de eerste man van de Ventoux eenzaamheid en schrijverschap zeer nauw verbindt. Wanneer hij zich tot de anderen richt, doet hij dat om hun te vertellen dat eenzaamheid de beste keuze is.
Hiermee dreigt echter onze ambitie van wielerfilosoof in rook te vervliegen. Want als de journalisten ons al vertellen wat de zegen (en uiteraard ook de vloek) van eenzaamheid inhoudt, dan kan de filosoof hun boodschap alleen maar verdubbelen. Van de filosoof wordt dus vindingrijkheid gevraagd om zichzelf tegenover zijn publiek te rechtvaardigen als eenzame mens.
Welnu, de filosoof zal door het publiek haast vanzelf worden gezien als een eenzame figuur. Hij straalt in tegenstelling tot de journalist altijd iets onbegrijpelijks uit. De filosoof spuugt zijn wijsheden uit als een orakel. Dat is voor even interessant, daarna keert de lezer zich verwonderd en onverschillig af. Vaak geeft ook de filosoof zelf de brui eraan en valt hij terug op aangenaam, te aangenaam prikkelende wijsheden.
Zo trof het mij dat zelfs een Coen Simon in zijn inleiding bij enkele mythologies van Barthes geen melding maakt van diens politieke bedoelingen. Zo lijkt het of Barthes ons wat leuke techniekjes aan de hand doet, als een verkoper van zeep, auto en plastic. Intussen moet ik wel toegeven dat Simon ons opnieuw opzadelt met een gigantische filosofische vraag, namelijk of filosofie wel een techniek is. Maar als dat zo is, dan heeft Barthes, onderhand mijn held van de wielerfilosofie, daar bij voorbaat de vraag naast gelegd of de politiek deze onderneming niet bij voorbaat onmogelijk maakt. Ik hoop in een latere etappe dit tijdbommetje te laten exploderen.
Ook maakt Simons taal ons duidelijk dat de filosoof zijn gedachten alleen mag verkopen wanneer hij ze leuk verpakt. Hij moet doen alsof ze kort, helder en leuk zijn. Terwijl die filosoof toch minstens, zoals ook de journalist, een zekere liefde voor de waarheid moet hebben, en de waarheid is nu eenmaal niet altijd kort, helder en leuk. Het toegeven aan de eis tot helderheid, zei Heidegger al, is de zelfmoord van de filosofie.
Deze laatste gedachte is zo dubbelzinnig als wat, en dus alleen maar schijnbaar helder. Ik herinner me dat filosoof Harry Kunneman op de radio vertelde dat hij als jongeman een lezing van een filosoof bijwoonde. 'Ik begreep er niets van, maar één ding begreep ik wel: dat wil ik ook'. Ik moet vaak terugdenken aan deze herinnering nu Kunnemans dikke ik wordt overgenomen door Rutte, Samsom en Pechtold en alom schijnbare helderheid zaait. Kunneman zit zich thuis te verkneukelen, dat kan niet anders.
De filosoof is dus een publieke figuur en zal te midden van dat publiek zijn eenzaamheid moeten zoeken. Zijn eenzaamheid als 'chance', als kans, toeval en geluk.
Het is niet uitgesloten dat hij in die eenzaamheid nieuwe vrienden vindt, niet alleen andere filosofen maar ook zichzelf, God en vrouw, of dat zijn vijanden vriend worden maar dan op een nieuwe manier, zoals de massa. Zo alleen kan ik verklaren waarom de filosoof Bourdieu zegt dat de wetenschap zijn inzichten moet teruggeven aan de mensheid en daarom op tv moet verschijnen. Ja, kun je dan denken, daar zit die mensheid niet echt op te wachten! Maar de filosoof kan dan weer denken: juist daarom! De filosoof schenkt de mensheid iets waar die niet op zit te wachten, maar luchtig verpakt, als iets wat die mensheid juist graag wil, met sensatie, geruststelling, troost.
Ik ga er nog eens goed voor liggen, hier met mijn gezinnetje in Koudekerk met uitzicht op de weiden op mijn luie bank. In deze blogs is de uitdaging iets minder onmogelijk dan op tv. Ik richt me tot u maar zoek hier de eenzaamheid als mijn kans, mijn geluk. Niet ten koste van u, maar omdat u recht heeft op de zoektocht naar waarheid, ook de waarheid over de Tour de France. Of liever: als een filosoof zelfs dat niet te bieden heeft, dan mag hij wat mij betreft wel definitief opdoeken.
Kijkend naar de Tour kunnen we de eenzaamheid daar in beeld krijgen door te starten vanuit het onmiddellijk zichtbare en langzaam te zakken naar de onderliggende lagen, de eenzaamheid onder de massa-event.
De eerste laag kennen we al, in de lijn van Van den Bossche. De wielrenner is in de kern eenzaam omdat hij doet wat hij het liefste wil, namelijk in zijn eentje de Ventoux op fietsen zoals ooit de dichter Petrarca de Ventoux beklom. De renner gebruikt de massa als buitenkant om via die buitenkant zijn innerlijk te zoeken, naar het model van de pelgrim die de eenzame Christus navolgt. Via de uiterlijke beklimming zoekt de renner God, zijn ziel, zijn innerlijk, geluk, vrede of wat niet al.
Kunnen we dieper gaan dan deze mooie, eerste laag? Ja, mede dankzij diezelfde renaissance, die ons de ogen heeft geopend voor de schoonheid van de buitenkant. Ik moest daaraan denken toen ik bij het Nieuws vernam dat Ivan Basso teelbalkanker heeft. Vanochtend las ik dat Basso, in zijn diepe eenzaamheid, meteen werd gefeliciteerd door Armstrong die ooit hetzelfde overkwam. Meteen verklaarden allerlei renners dat ze het erg vonden voor Basso en zeker wisten dat hij er snel weer bovenop komt (Contador spreekt voor de camera's met Basso in Parijs af). De eenzaamheid ligt hier ten volle uitgeplooid in de media en is een mooie kans tot vriendschap en vrede. Want we waren de strijd tussen Armstrong en Basso alweer vergeten, en dankzij de eenzaamheid van de kanker zijn we getuige van een uiterlijke vrede. Hier wordt het voor de journalistiek al onhelderder maar wel peilbaar hoe Basso zich zal voelen bij de felicitatie van Armstrong. Stond ik in Basso's plaats, dan zou ik mijn woede bewaren voor mijn stille momenten, en zeker niet prijsgeven aan de media. Wagendorp schat ik in staat om deze laag te exploreren via zijn metaromantiek en het perspectief van het gruweltheater (Van den Akker).
Een derde laag van eenzaamheid vinden we via Barthes. De mythe is geen oorspronkelijke uitvinding of kracht, maar in essentie diefstal van de taal. Het is niet precies helder wie er steelt en bestolen wordt. Burgerlijke ideologie wil voor vijandelijke klassen niet als zodanig worden herkend en kleedt zich in het gewaad van een sterk gedepolitiseerde taal (waar dus zelfs Coen Simon aan meedoet...). De burgerij lijkt dus de dief, het proletariaat de dupe. Maar zonder er erg in te hebben, voorzover deze actie lukt. De bestolen klasse denkt dat ze rond het wielrennen haar eigen taal spreekt maar wordt zodoende afgehouden van haar historische bestemming, het opheffen van de vervreemding, en dus ook van de ontvreemding van zijn taal.
Dat geldt schijnbaar minder voor de dominante burgerlijke klasse. Barthes denkt dat deze altijd weer toegang heeft tot de werkelijkheid achter de mythe, omdat zijzelf die mythe voor haar eigen politieke doeleinden gebruikt. Zo kunnen we bij de fabels van Aesopus altijd de leeuw zelf vragen wie hij is, en de Aesopische politieke boodschap zijn ware betekenis teruggeven. In ons geval zouden we aan Ivan Basso zelf kunnen vragen hoe hij zich voelt op een moment dat de media er even niet bij zijn. Maar het lijkt mij veel waarschijnlijker dat Basso het zelf ook niet weet en kan verwoorden, evenmin als de echte bourgeois. Dat geldt zelfs voor de mytholoog zelf, volgens Barthes. De mytholoog staat voor de aporie dat hij ofwel een nieuwe taal moet verzinnen (Mallarmé) ofwel de bestaande mythes moet aandikken (ideologie).
De politiek (in brede zin, dus niet alleen de politieke Tourrenners Dries van Agt en Sander Dekker) verwijst dus naar een eenzaamheid die ze tegelijkertijd buiten beeld houdt. Wellicht pleegt de Tour permanent verbale diefstal, maar er is geen subject dat de dief kan opsporen en aanklagen. De wielerfilosoof kan alleen constateren dat alles eruitziet alsof het netjes verlopen is, alsof er geen diefstal is.
Tegen al zijn waarnemingen in houdt de filosoof vol dat er wel onrecht gaande is, dat de Tour de France door en door onrechtvaardig is. En pas op het moment dat niemand hem nog gelooft onderscheidt deze filosoof, in al zijn eenzaamheid, zich van de journalist.
Natuurlijk, de journalist kan ontmythologiseren. Hij kan verslag doen van dopinggevallen, van Hoogerlandjes en protest aantekenen tegen het neutraliseren van de koers na een valpartij. Hij kan wijzen op de samenhang tussen Sander Dekkers Tour en zijn verwaarlozing van het onderwijs. Maar hij moet dan wel beschikken over gegevens, beelden en een taal waarmee hij zijn beweringen kan staven.
De filosoof daarentegen zal worden aangeklaagd als een onterechte aanklager, als een Kalumniator, wanneer hij de Tour aanklaagt zonder bewijzen. De filosoof is zelf de dief. Hij speelt de rol van de dief om de samenleving en zichzelf te herinneren aan de mogelijkheid van een diefstal zonder sporen.
Nog een stap verder (maar u wil mij nu vast niet meer volgen) en de filosoof ziet precies in het ontbreken van sporen een aanwijzing voor eenzaamheid. Na een valpartij murmelt de bebloede renner in de camera dat 'het er nu eenmaal bij hoort'. Schijnbaar is dit een teken van heroïek, nieuwe zakelijkheid, broederschap van de renners onder elkaar. Allesbehalve eenzaamheid. Maar de filosoof weet beter en zoekt een taal voor deze eenzaamheid. Zijn kans om iets te zien wat er niet is. Hij kan nog een taal zoeken om de ware ramp van de val te bespreken, een taal die er nog niet is.
Woorden op wielen in een taal die door dendert. De schijnbeweging, de ontsnapping en het weer oplossen in het peloton.. Een blog als een etappe.
BeantwoordenVerwijderenDank en in gretige afwachting van de volgende.
Kun je zolang niet wachten, lees dan de vorige. Een taal die terugdendert!
Verwijderen