De grote winst in het onderzoek naar de betekenis van taal was de ontdekking dat de context een onderschatte factor van betekenis was. Dat is vooral in de twintigste eeuw aan alle kanten in het licht gesteld, van de analytische filosofie tot Bachtin, Habermas en Deleuze.
Daarbij is het onmogelijk Wittgensteins adagium buiten beschouwing te laten, dat je moet zwijgen waarover je niet kunt spreken. Voor de eenvoudige versies van de pragmatiek lijkt dat geen probleem te zijn Die praktijken hebben weinig met taalproblemen te maken, ze zijn transparant. Misschien zijn ze niet wezenlijk transparant, maar wel in praktische zin.
Praktisch transparant, dat zou zomaar het complement kunnen zijn van verhuld taalgebruik. Over dat laatste gaf mijn magistra Latina Bé Breij gisteren een uiterst amusante en uitdagende oratie. Het meest geslaagde voorbeeld van verhullend taalgebruik leek het zinnetje 'Zij waren op Aegina' in Plato's Phaedo. Plato had ook kunnen schrijven: twee leerlingen van Socrates waren er niet bij toen deze geëxecuteerd werd, omdat ze aan het slempen waren op 20 km afstand. Iedere lezer begreep dat er meer aan de hand was, zelfs twee eeuwen later, en het was onnodig en wellicht zelfs ongepast om het expliciet te schrijven.
Verhullend taalgebruik kan dus prima werken binnen een transparante praktijk. Al die leraren en leerlingen waren gepokt en gemazeld in de retorica. Het verhullend taalgebruik was dus in essentie transparant taalgebruik.
De notie verhullend taalgebruik zou je dus in die zin zelf kunnen opvatten als verhullend taalgebruik omdat die essentiële transparantie onbesproken blijft, althans in het Aegina-voorbeeld.
Misschien dat de Romeinse voorbeelden van Bé Breij die transparantie problematiseren. Seneca maakte wel gebruik van het schèma, bijvoorbeeld in zijn De clementia, waarmee hij zijn leerling Nero voorzichtig probeerde op te voeden. Maar Nero legde die voorzichtigheid in het voordeel van zijn minder milde verlangens uit, zodat het beoogde doel van het verhulde taalgebruik gemist werd.
Ook hier kun je nog van transparantie blijven spreken. Maar dan gaat het in feite al om een tweevoudige transparantie, de uitleg van het verhulde taalgebruik volgens twee transparante lijnen, die de vraag openlaat hoe ze zich tot elkaar verhouden. Quintilianus zag het dilemma. Daarmee leek ook de transparantie van de praktijk te zijn verloren. Je doorziet de verhulling, maar waarom heb je hem dan nog nodig? Of je doorziet hem niet, en dan werkt hij ook niet op de gewenste manier.
Mijn magistra week uit naar de pragmatiek van vorige eeuw, waarin de notie 'cooperation' kwam bovendrijven. Wanneer iemand je vraagt of je het zout kunt doorgeven, dan zijn we best in staat tot samenwerking, en dan geef ik dat zout door. Pragmatiek betekent niets anders dan dat verhuld taalgebruik kan slagen dankzij de aanname van praktische samenwerking. Opnieuw: de verhulling is afhankelijk van een oorspronkelijkere transparantie.
Waarom is deze pragmatiek voor mij zo uitdagend? Omdat ze demonstreert hoezeer we de praktijk al zijn gaan zien als samenwerking. De praktische insteek van de Romeinen is nog leesbaar in de term cooperation. Het gaat om een gedeelde in-werking-stelling die we ervaren als transparant, zonder dat we dit nog hoeven uit te leggen.
Hier kunnen we bijvoorbeeld weer Agamben gaan lezen, of andere filosofen die zich buigen over de centrale plaats die het werk, opus, in onze samenleving inneemt, en wel als iets dat zelfs op het zijn zelf wordt betrokken. Pragmatiek betekent dan niets minder dan dat de ontologie zelf wordt geöperationaliseerd, en dat de Griekse schèmata binnen deze ontwikkeling kunnen worden geplaatst.
Wat verdwijnt is het besef van contingentie, dat een praktijk een mogelijkheid is die ook anders had kunnen zijn, bijvoorbeeld een onmogelijkheid, een virtualiteit, een buiten-werking-stelling. Iemand die van slag raakt als hij het zout niet doorgeeft sturen we naar therapie of naar de continentale filosofen waar ze verder mogen miereneuken.
Wat ook verdwijnt is de historische afstand die we sinds de Grieken hebben afgelegd om deze totale samenwerking te bereiken. Het is mogelijk geworden om de zin 'Zij waren in Aegina' te bespreken als voorbeeld van cooperation zonder de vraag te hoeven beantwoorden waarom precies Plato zich hier bediende van verhuld taalgebruik en hoe dit past in zijn filosofie.
Ooit was ik in Aegina, op Aegina, op vakantie met mijn destijdse vriendin. Zij was even weg, met de woorden: 'Zet jij even thee?' Manmoedig verwisselde ik bij de tent de lege gascartouche van de brander. Ik begreep het systeem niet goed en het gas spoot er aan alle kanten uit. Ik vreesde dat het droge bos in de fik ging. Vertwijfeld riep ik tegen mijn Duitse buren: 'Kan einer mich helfen?!', maar de dames hielden zich verschrikt in hun tent. Zou ik deze situatie typeren als cooperation, dan kan ik dat niet anders verstaan dan als verhuld taalgebruik.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag
Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...
-
Beste Coen, Meestal word ik getroffen door de gesprekken aan de ronde tafel naast de mijne, terwijl ik altijd aan de andere tafel ga zitten....
-
Zei ik luciditeit, in de vorige blogs van deze serie? Daar moet ik toch nog eens ernstig over nadenken. Luciditeit heeft iets met licht te m...
-
Het was me weer een sprint vandaag. Van Kwiatkowski verwacht je kracht gepaard aan slimheid en ervaring. Maar hij ging in het groepje met tw...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten