Vandaag (ik lijk Grunberg wel) trof mij het artikel van Rob Vreeken met de titel 'Gevluchte kinderen te arm voor school'. Zielig hè? Het gaat over Syrische kinderen die in de omringende landen terecht komen en voor wie het moeilijker wordt om naar school te gaan. Ligt dat aan monster Erdogan? Ik zoek even de juiste tekst in de kleine letters van dit artikel op p.8 (de voorpagina gaat over de eeuwige kinnesinne met Rusland, bijna net zo aantrekkelijk als Trump). Ik zoek vergeefs naar de naam Erdogan.
Wel gaat het steeds om 'Turkije', ook alweer zo'n ongemakkelijke naam. Maar in dit geval komt Turkije goed weg. Turkije is gastvrij, neemt het leeuwendeel van de vluchtelingen, doet er alles aan. In zekere zin kunnen we van een overwinning spreken. De laatste zin: 'Eind vorig jaar zaten er voor het eerst meer Syrische kinderen op een Turkse school dan op een tijdelijke.' Hoera! Turkije accepteert dat de Syrische kinderen niet spoedig teruggaan en werkt eraan mee dat de 3,4 miljoen vluchtelingen een toekomst in eigen land of verderop kunnen krijgen.
Zo ver is het nog lang niet. De hoofdboodschap blijft treurig en tragisch. Naar schatting 43% van de schoolgerechtigde Syrische kinderen in de omringende landen gaat niet naar school, tegenover 36% een jaar eerder. Armoede is de reden.
We kunnen dus - met of zonder Agamben - dwepen met de armoede, maar dan moet je toch eerst enkele denkbewegingen maken, anders wordt het onsmakelijk.
Je kunt nu overgaan tot het zoeken van de ware schuldige, en als je Sophocles' Oedipous leest ligt die schuldige altijd dichterbij dan je had gedacht. Begin er maar niet aan. Ook Vreeken komt uit bij de donorlanden die niet doneren wat ze beloven. En zo komen we toch weer terecht in het tricky onderwerp van mijn blog over Derrida: van belofte kunnen we pas spreken wanneer ze onmogelijk is of geuit door een sterfelijk wezen.
Overigens geen misverstand: Erdogan is echt een monster, daar doe ik niets aan af.