zaterdag 3 november 2018

Eventjes nadenken bij voetbal

Het is altijd vermakelijk om te luisteren naar de taal rond voetbal. Vroeger was het vooral lachen om de kromme formuleringen en de taalfouten. Toen kwam Cruijff, die door die kromme formuleringen heen ook prikkelende gedachten weefde. Nu is de taal een stuk correcter. Ze zeggen zij in plaats van hun, en ze beseffen iets in plaats van zich. Maar die heerlijke mix van denken en aparte taal blijft.

Het zal zeker ook te maken hebben met mijn milieu, waar iets aarzelender wordt gezocht naar juiste formuleringen. De commentatoren praten meteen, en denken meteen. Wat ik dus voor voetbal verslijt is voor een deel gewoon de kennismaking met de wereld buiten mijn sfeer.

Niettemin. Ik voel me geprikkeld om na te denken wanneer wordt gezegd dat het een honderdprocent kans was en er niet inging. Wat is dan een honderdprocent kans? Je zit meteen in het hart van het probleem van het mogelijke zoals gedacht door Aristoteles, en de adunamia die Agamben uitwerkt. Als iets mogelijk is kan het ook niet worden gerealiseerd. En dat is echt iets anders dan wanneer het niet kan worden gerealiseerd.

Het rare is dus dat de heren bij de nabespreking al die fantastische paradoxen zonder ogenknipperen uitspreken. Het is onduidelijk of ze zich van de kracht van hun gedachten bewust zijn. Daarom val ik zelf makkelijk terug in de rol van uitlegger. Ik schakel om van de rol van kijker naar beschouwer en uitlegger. Maar daarmee zit ik meteen op achterstand. De commentator draait bij me weg en heeft al gescoord.

Misschien kun je door voetbal, of naar aanleiding van voetbal, anders nadenken over problemen zoals het recht. Rond voetbal wordt over recht gesproken als iets dat iedereen kan navoelen, maar probleemloos bestaat naast het formele recht. Je verliest de wedstrijd, terecht, want je scoort minder goals, maar je had wel recht op de overwinning. Bijvoorbeeld omdat je beter hebt gespeeld. Ook wordt gezegd dat iedereen deze voetballer alles gunde, gewoon omdat het zo'n leuke gozer is. Normaal gesproken dodelijk voor een voetballer die geacht wordt te vechten voor de bal, maar iedereen begrijpt dat het gunnen niet ten koste gaat van de strijd en dus het amusement.

Ik vraag me af of het voetbal me niet nog meer geeft. Bijvoorbeeld een voorbeeld voor een stijl van denken. Een commentator probeert vanuit het spel een gedachte te ontwikkelen, maar laat zich meteen daarop weer afleiden door wat er op het veld gebeurt. Het denken raakt zodoende verweven met wat er gebeurt, het herkrijgt zijn plaats in het bestaan als bespiegeling en mijmering.

Daniël de Ridder is voor mij een topper. Hij zegt dat Groningen niet alleen de laatste weken kansen heeft laten liggen, maar ook dat ze dat systematisch hebben gedaan. Ik kan hierom lachen, en wel van harte, en me cruijffiaans verwonderen. Ik kan het gebruiken als aanleiding om diep de filosofie in te duiken. Wat zegt het over kansen en kairos dat je die systematisch kunt laten liggen door ze te benutten, weliswaar zonder resultaat?

Maar iets in mij of vanuit het voetbal zegt me dat het graven niet de bedoeling is. Verwondering is een oppervlakte-effect. Daarna gaan we weer door naar de volgende wedstrijd, waarin we verzinken. Het denken is bestemd om eventjes licht uit de slaap te ontwaken en dan weer snel terug te zakken, in heerlijke verzinking. Deze blog is klaar, hij mag wegzinken.

Afbeeldingsresultaat voor daniël de ridder

Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag

Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...