Nu ik voorlopig gestopt ben met filosofie, valt me op dat er nog een stuk leven overblijft. Dat lijkt een beetje op de bekende formule dat je nog een stuk maand overhoudt als het geld op is. Het geeft enerzijds een hoop vrijheid, anderzijds niet het soort vrijheid waar je geld voor nodig hebt, of in mijn geval filosofie.
Er wordt verschillend gedacht over de verhouding tussen filosofie en leven. Je hebt de School of Life, de filosofie volgens Alain de Botton en de levenskunst, waar ik altijd argwaan voelde opkomen. De filosofie wordt een soort slaafje om je te helpen op de goede manier te leven, om alles uit het leven te halen wat erin zit. Maar jongens, het leven is er hoe dan ook, of je er nu iets uit haalt of niet. Het wordt allemaal zo religieus!
Hier doet zich een kleine rimpeling voor. Die hele religieuze aanbidding van het leven, waar overigens ook mijn held Agamben volop aan meedoet, die verraadt een soort slaafsheid die ons ineens kan tegenstaan. Misschien is het een stukje eerlijker om terug te vallen op de existentialisten met hun literaire pendanten, zijzelf (Camus, Sartre) of zonder filosofie (Beckett). Het leven heeft iets walgelijks, het trekt zich niets aan van onze verering, het gaat hoe dan ook door, zelfs als we eruit zouden stappen.
Misschien denken we te automatisch dat we moeten terugwijken voor deze ontluistering. Zoiets zag ik ooit bij de Russische denker Solovjov, die zei: als je op het punt staat zelfmoord te plegen, dan kun je er achter komen dat je die hele toewijding ook in het leven en in de ethiek kunt steken. Als je dan toch iets wil doen, doe dan iets goeds. Camus is iets meer van: ja, je kunt me wat. Doe dit, doe dat, nooit is het adequaat, absurd blijft het. En hij stierf door een absurd auto-ongeluk, waardoor je bijna weer gaat denken dat dit ook weer betekenis heeft.
Er blijft iets wringen. En wringen blijft het. Je kunt er iets uit proberen te wringen, maar het wringt net zo goed iets uit jou. En dan blijft er misschien niet zo heel veel over. Er blijft iets over, maar misschien niet heel veel. Zo las ik in de krant het verhaal van de man die zeer levenslustig was, maar vlak voor zijn pensioen overleed aan corona. Voor hem bleef er dus niets over, ook dus geen gewring, maar wel voor zijn nabestaanden.
Zo ben ik geneigd het nu te zien, er is zin, er is leven, en er is gewring tussen beide. Het is een beetje te dit, een beetje te dat. Of heel veel daarvan, over de top of ver eronder. Het is maar de vraag of denken je iets brengt als je hierover denkt. Misschien moeten we denken meer zien als een andere naam voor dit gewring. Ik zie een dweil, een spons of een inktlapje. Allemaal visioentjes die op een of andere manier weer iets plooien en geplooid worden, met een beetje pijn en moeite, of met een milde lach. Dat kan ook, als je maar lang genoeg onder een boom zit, kun je uit het leven een milde lach wringen.
vrijdag 26 juni 2020
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag
Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...
-
Beste Coen, Meestal word ik getroffen door de gesprekken aan de ronde tafel naast de mijne, terwijl ik altijd aan de andere tafel ga zitten....
-
Zei ik luciditeit, in de vorige blogs van deze serie? Daar moet ik toch nog eens ernstig over nadenken. Luciditeit heeft iets met licht te m...
-
Het was me weer een sprint vandaag. Van Kwiatkowski verwacht je kracht gepaard aan slimheid en ervaring. Maar hij ging in het groepje met tw...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten