Journalisten hebben iets heel goed begrepen als ze schrijven over wielrennen. Tien jaar geleden heb ik er zelf ook een paar weken over nagedacht, toen ik meeschreef met de Tour (zie hier de beginblog). De Tour is ooit gelanceerd door een krant, en de arme jongens fietsten achter de journalisten aan. Ik kom er nu op terug omdat ik van collega Michiel het boek van Wilfried de Jong kreeg waar ik met plezier en verwondering in heb zitten lezen.
Het plezier heeft zeker ook te maken met de luiheid waaraan je je heerlijk kunt overgeven als de koers op tv is. Deel van het plezier is de loomheid die wordt uitgelokt door de helikoptergeluiden. Ik dacht toen nog dat het mijn guilty pleasure was, maar Michiel vertelde me dat erg veel mensen het een prettig geronk vinden, en dat de tv-regie het geluid soms erbij monteert als het er even niet is. Het ene geronk lokt het andere uit, journalistiek heeft ook in meer overdrachtelijke zin met dat geronk te maken. Michiel kan het weten, niet als journalist, maar als motard.
De renners fietsen dus ook achter Michiel aan.
Tijd voor herziening van de ontdekking waar ik bij uitkwam, tien jaar geleden. Via allerlei essenties kwam ik uit bij de jacht (zie deze blog). Vaak ontsnapt een renner, of een groepje, dat vlak voor de meet pas wordt teruggepakt, waarna de weg vrij ligt voor de sprinters om het af te maken. Ik probeerde er met hulp van een paar schrijvers nog overheen te gaan. De Romeinse Plinius legde uit dat schrijven over de jacht niet per se een eenzame bezigheid is, je kunt ook met de jongens op stap, bij de netten (finish) zitten en met je vrienden en de gevangen zwijnen thuiskomen.
Maar mijn echte inspiratie had ik van filosoof Roland Barthes. Die schreef in de jaren vijftig heel kritisch over de Tour, hem interesseerden de mythes, en dus de ontmaskering van die mythes. Die ontmaskering is complexer dan ze lijkt. Als je iets ontmaskert wijs je op de tegenspraken in iets. Maar Barthes zegt in een van zijn stukken dat het geloof in tegenspraken echt iets van de bourgeoisie is. Met andere woorden, dat is ook maar weer een mythe, mogelijk de mythe der mythes, de meta-mythe. Als je schrijft over mythes is er dus misschien nog iets anders in het spel dan een tegenspraak. Je wil - zoals bekend bij Barthes - gewoon genieten van de tekst die onder je ogen ontstaat. Le plaisir du texte.
Ik heb mezelf nu opgezadeld (mooie metafoor ivm wielrennen) met een verzwaring van mijn taak. Wat kan ik met behulp van Wilfried de Jong toevoegen aan mijn ontdekkingen? Waarnaar ben ik op jacht als ik hem lees? Hoe kan ik van zijn stukjes genieten? En hoe brengt mij dit bij een essentie van het wielrennen die nog verder gaat, nog diepzinniger is dan het genieten van de tekst van Barthes?
De Jong schrijft alsof hij nog journalist is, maar hij is het niet. We lezen nauwelijks iets over de koers. Hij bestrijkt de volle breedte van het wielrennen, inclusief zijn eigen toertochtjes waarbij hij belandt bij een oude vrouw die hem in haar huis laat slapen waar eerder al beroemde wielrenners hebben geslapen. Dit motief van de slaap houdt me sinds 2015, mijn schrijf-Tour, nogal bezig. Voor filosoof Agamben is het een belangrijk thema, onder andere als hij Aristoteles verwerkt. Die had betoogd dat een architect ook een architect is als hij slaapt, niet alleen als hij een huis ontwerpt. Het gaat met andere woorden om de mogelijkheid een huis te ontwerpen, een mogelijkheid of vermogen dat je niet helemaal kunt herleiden tot de realisering of activiteit.
Dit thema raakt nauw aan Barthes, zijn tekst waarmee ik destijds mijn serie afsloot, 'de schrijver op vakantie'. De schrijver op vakantie is de schrijver zoals we hem het liefst zien, in pyjama, niet op kantoor of tijdens zijn optreden voor een zaal. De schrijver in pyjama belichaamt de tegenspraak waarin de bourgeoisie graag wil geloven. Zo is de schrijver nog een beetje sacraal. In pyjama, maar toch in staat tot noblesse. Nog even en het schrijven verliest zijn privileges, het wordt zoiets als eten, poepen, of dus slapen.
Ik verwacht wel iets van De Jong als hij slaapt, ergens, ook al is het bij een oude vrouw in Frankrijk die zich als een soort Maria over hem ontfermt, ook al is die plaats dus zo sacraal. De Jong blijft tot op zekere hoogte altijd de komediant die hij was, de harlekijn die hij speelde in zijn optredens met Martin Waardenberg. Laat het dus aan hem om de sacrale sfeer die hij zelf in het leven roept ook weer naar de grond te brengen, te desacraliseren. In dat opzicht is hij medeplichtige van Roland Barthes, het spel met de maskers is het aanbrengen, ook bij zichzelf, van het masker en het afzetten ervan, ook bij de ander.
Nu die stap verder, mijn opdracht waarmee ik me opgezadeld heb. Het heeft vast iets te maken met massage. Mona Lisa, zoals de vrouw zich noemt, masseert de mannen die ze in haar bed krijgt, zoals De Jong in zijn tv-programma later ook sporters masseert. Lisa had haar man - slager en wielrenner - verloren en masseert dus indirect haar man, zoals De Jong ook weer haar rol overneemt als hij zijn tv-gasten masseert. Met andere woorden, masseren is een spel van maskers waarbij je de dode speelt. De berg waaraan Lisa woont en die De Jong aan het beklimmen was heet ook l'Homme mort, zoals de helling bij Wijlre, der doeë maan. De levenden worden behandeld als de geliefde dode, de doden worden tot leven gewekt.
Mona Lisa legt zelf uit dat ze de mannen begrijpt. Ze zijn allemaal bang, die renners, bang om alleen te zijn. Zou dat bij De Jong ook spelen? Zo te zien niet. Hij sluipt 's nachts stilletjes weg als Lisa slaapt, en begint in het donker aan de afdaling. De Jong is niet bang en viert zijn ervaring als een overwinning. Hij schreeuwt haar naam in de bergen, Li-sa: 'Ze was alleen met haar renners. Vanaf de fiets keken ze naar Lisa. Aan Lisa moest niemand komen. Ze was van de klimmers. Ze was nu ook van mij.'
En nu zijn we dus, dankzij het genot van de tekst, het stukje van De Jong, ook even niet meer alleen. Dat we bang en alleen zijn is het geheim van Lisa. Ze had aan De Jong verteld dat ze haar glimlach aan de renners gaf om de angst te overwinnen: 'Wie hier heeft gelegen overkomt niets. Dat weten alle renners.' Het overwinnen van de angst lijkt dus het gezochte motief waarnaar ik op zoek was, en met mij De Jong en alle wielrenners, vooral de klimmers die zichzelf wijsmaken dat ze graag alleen fietsen. We begrijpen nu ook beter dat de klimmers, ondanks hun ergernis en woede, het fijn vinden als ze door de dichte hagen supporters fietsen, ze zijn dan tenminste niet alleen.
Toch hechten we misschien meer nog aan het geheim, de geheime glimlach van Mona Lisa. Ze kent niet alleen de eenzaamheid en de angst van de renners, ze begrijpt ook de betekenis van het geheim, misschien ook waarom al die renners hun angst geheim houden. Dat heeft vast te maken met de eenzaamheid waarvoor ze bang zijn, maar waar ze ook van houden. De Jong vertelt ons zijn geheim niet alleen om het met ons te delen, om met hem samen te zijn en de angst te overwinnen, maar ook om zijn geheim geheim te houden. Met zijn stukjes bouwt hij een muur, denk ik, voel ik aan, waardoor we gelokt worden naar zijn geheime angst en tegelijk daarvan worden afgeweerd.
Misschien is dat geheim ongenietbaar, we hechten eraan, zozeer hechten we eraan dat we het geheim houden, ook voor onszelf. We maken er een mooi verhaal van, een leuk stukje.
![]() |
Colombiaanse Tourheld Lucho Herrera ontkent opdrachtgeven viervoudige moord (NOS) |