dinsdag 24 december 2013

Design, decreatie

Het is me een raadsel waarom over designs altijd in enkelvoud wordt gesproken. Je zou het natuurlijk kunnen opvatten als numeriek onbepaald, zoals je ook 'groente' zegt tegen een heel schap vol. Misschien verraadt het enkelvoud de gebondenheid van de term aan het monotheïsme, want met design wil je toeredeneren naar de ene God. Of zijn hedendaagse filiaalhouder, het subject, kapitein op zijn schip.

Bij die hedendaagse filialen zit je meteen al met het probleem van de meervoudigheid. Hoe verhoud ik me tot de subjectiviteit van anderen die ook hun designs maken? En gesteld dat ons dit behoorlijk goed afgaat, hoe kunnen we dan alles nog op rekening schuiven van die ene God, die steevast als supersubject wordt afgeschilderd? Is die God niet juist zo geniaal omdat Hij de mensen (en andere darwiniaanse wezens) hun eigen design laat maken, op zo'n manier dat ze in werkelijkheid Zijn design realiseren?

Het is, kortom, onvermijdelijk om de meervoudigheid van designs mee te nemen in het verhaal over de enkelvoudigheid. Laten we het erop houden dat design inderdaad numeriek onbepaald is.

Dit maakt het wel lastig om, zoals godsdienstfilosoof Taede Smedes vandaag in de Volkskrant doet, het design aan statistieken te onderwerpen. Want om van een kans van 1 op 40 miljard te kunnen spreken moet je de plaats en het tijdstip van de kans aan het begin neerleggen en ervan afzien alle tussentijdse design-aanpassingen mee te tellen. Zo gaat een planeet geen rondjes draaien om de zon als willekeurige keuze óf vanuit een oorspronkelijk design, maar wellicht omdat dit het beste past bij de centrifugale en centripetale krachten die in het zonnestelsel werkzaam zijn.

Het echte probleem van het design is dus noch theologisch, noch statistisch. Het zit hem in de nadruk op de zelfstandigheid van het design, terwijl een ontwerper in werkelijkheid rekening houdt met de omgeving en andere designs. Relationeel, zou je kunnen zeggen. Ware het niet dat je pas van een relatie kunt spreken wanneer de twee termen al gegeven zijn. Maar wanneer de relatie voorafgaat aan zijn termen wordt het lastig om die termen alsnog te identificeren. Zo komen we toch weer uit (dogmatisch aanhanger van Derrida als ik nog steeds ben) bij termen als differentie en différance.

Uiteraard is er altijd een uitweg, ook in de taal uit de taal. Zo zou ik graag willen spreken van  de-sign. Het voorvoegsel 'de-' drukt scheiding uit, soms ook een afwijking van het doel, zoals in deformatie. De-sign drukt uit dat de betekenisorde van zichzelf afwijkt, van zijn inherente doel. Ik geef toe, het streepje is lelijk, arrogant, het leidt zelf weg van het 'de-' dat al in de term design besloten ligt. Ik besluit het weg te laten en gewoon te spreken van design.

In elk design ligt een afwijking of scheiding besloten. Het design is anders dan het design was, wilde zijn, beoogde te zijn. Het is een dedesign, enzovoorts. Vanuit dit design kunnen we de ontwerper ontwerpen als design of dedesign. We krijgen een esscheriaans beeld voor ogen, maar zonder de symmetrie. Die asymmetrie zouden we kunnen uitdrukken door te verwijzen naar de theologie, begrepen als traditie van uitdrukking van wezenlijke asymmetrie. Evangelisch gedacht moeten we zelfs zeggen: wederzijdse asymmetrie, omdat God de minste der minsten werd. Waarom zouden we niet van creatie of decreatie kunnen spreken? Creatie gebeurt vanuit een niets, een onmogelijkheid, een verschil.

Decreatie, laten we het daarop houden. Het 'de-' drukt de scheiding van deze creatie uit in dubbel opzicht. De creatie is ondenkbaar zonder een oorspronkelijk verschil, maar ook zonder een afwijking die in elk schepsel mogelijk is en plaatsvindt.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag

Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...