zondag 17 maart 2013

Miserando atque eligendo

De wapenspreuk van de nieuwe Paus: door medelijden en uitverkiezing. Bij eligo kun je ook denken aan 'uitwieden', vaak gezegd over de wortels van het bijgeloof. Deze Paus laat zich ook getuige zijn naamkeuze inspireren door twee figuren die zich tamelijk radicaal wijdden aan de verkondiging en de uitverkiezing van anderen, de armen en de verren, aan 'het einde van de wereld'.

Wij spreken vaak van bekering. Maar misschien is dat niet zo'n gelukkige term. Bij bekering denk je aan de joodse term 'tesjoeva', het inzicht dat je iets fout hebt gedaan en na berouw de andere kant opgaat. De beide Francisci daarentegen gingen recht op hun doel af, en leken maar matig geïnteresseerd in het effect van hun handelen, of in de mogelijkheid radicaal om te draaien. Ook was de ander niet fout, hij is niet voor niets het object van Gods uitverkiezing, en als zijn bijgeloof wordt uitgeroeid, dan is dat eerder het effect van Gods handelen (via zijn dienaren) dan van een bezinning op moraal en waarheid.

Is er eigenlijk wel een verschil tussen medelijden en uitverkiezing? Wordt de ander niet met mijn medelijden bejegend omdat hij verkozen is, en is zijn uitverkiezing niet zelf de gestalte van mijn medelijden, of liever dat van God zelf via mij?

Kenmerkend voor 'miserando atque eligendo' lijkt me een expansieve beweging, een vanuit God via het ik naar de ander, de ander als richtpunt van Gods goedheid zoals die zich via zijn dienaar openbaart. Wie die ander is, wat hij of zij doet, is volstrekt irrelevant, het is alleen relevant voorzover die ander geadresseerd is door God.

Is er dan helemaal geen enkel spoor van een passiviteit van het ik voor de ander die niet vanzelf gedacht wordt als monologische God? Misschien, dacht ik, zou je de gerundia 'miserando' en 'eligendo' ook kunnen opvatten als gerundiva. Hoe weinig dit ook voor de hand ligt, maar je moet toch wat, in je wanhoop over je eigen christelijke verleden... De woorden krijgen dan alsnog passieve betekenis. De vertaling wordt zoiets als: 'door iemand die moet worden bejegend met medelijden en die moet worden uitverkozen'. Het 'moeten' wordt dan opener dan bij de adressering door God, en riskeert onmiddellijk in de buurt van een bijgeloof te komen, in een historische kracht of iets dergelijks. Nog een stap verder en wij staan in een niet meer helemaal monologische relatie tot de ander, waarin die ander niet meer helemaal wordt gereduceerd tot de toespraak door God tot de ander via zijn dienaren.

Maar zou een God die Latijn spreekt zijn eigen taal wel helemaal onder controle hebben? Zou Hij zich met Zijn openbaring niet hebben verplicht tot een taal die zijn eigen neveneffecten heeft en die als boventonen meezingen met, en zelfs inzingen tegen, Zijn verheven bedoelingen? Je ziet de wereld dan ineens een beetje anders. De Paus als iemand die moet worden bejegend met medelijden en uitwieding, ja zelfs God zelf...
En dat dankzij zijn eigen wapenspreuk, ocharm.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...