zaterdag 18 april 2015

Toekenning van bestaan

Deze week had ik een bijzonder interessante discussie. Ik kreeg kritiek op een bewering in een blog dat de verdrevenen uit de stedelijke ruimte mogelijk niet zouden bestaan. Dat zou neerkomen op cynisme. Hoewel ik had gezegd dat die bewering een weergave was van Derrida's Spectres de Marx en gebruikt moet worden binnen een utopisch kader, kon ik er moeilijk omheen dat ik het bestaan van de verdrevenen niet uitdrukkelijk had bevestigd.

Mijn volgende move was het volgen van dit spoor. Hoe kun je het bestaan van mensen bevestigen zonder te stoppen met denken, zonder de filosofie op te geven? Ik heb voorgesteld het denkspoor van de existentiële fenomenologie weer op te nemen en te bekijken waarheen ons dat kan leiden. Sartre is mij in deze richting het meest vertrouwd. Interessant blijft deze figuur ook omdat hij zelf uit het publieke filosofische discours werd verdreven in de jaren '60, toen de nieuwe Nietzscheaanse mandarijnen braken met het subject. Daarna blijft Sartre zo nu en dan in die ruimte terugkeren, als een spook. Op mijn voorstel heb ik vooralsnog geen reactie gekregen. Wat niet uitsluit dat ik dat gewoon zelf een keer ga doen. Je kunt beginnen zonder een begin in essentialistische zin op te vatten, als 'archè' of 'principium'. Dat is de kern van de 'epochè' van Husserl, als ik me niet vergis. Het denken probeert dan na de toekenning van het bestaan door te denken in de richting van het zijn, de ethiek en wat al niet meer.

Maar ook bij de Nietzscheanen moet er toch genoeg aanleiding zijn tot toekenning van het bestaan. Is de kern van Nietzsche, vooral in zijn Ewige Wiederkehr, niet de affirmatie van het worden, een affirmatie die je nauwelijks nog als bewuste keuze van het individu kunt uitleggen, eerder als een idee die met een enorm gewicht op ons drukt? Ontvlucht Derrida deze idee met zijn voorstel de ontologie opnieuw te denken vanuit een 'hantologie', de achtervolging en bespoking onder het motto van het Communistisch Manifest 'Een spook waart door Europa...'? Of is Derrida's interventie juist het omgekeerde, dat hij het spook, 'le retournant', Marx een stem geeft op het moment dat hij (door Fukuyama) wordt doodverklaard? Wat betekent het om een spook stem te geven, een lichaam?

Het lijkt me allerminst zonder betekenis dat Derrida zijn boek eindigt met een beschouwing over de fenomenologie: 'Apparition de l' inapparent : l' "escamotage" phénoménologique' , de fenomenologische 'intrekking'. Waar wij geneigd zouden kunnen zijn het 'verschijnsel' of de 'geest' als vervluchtiging te denken, weet Marx wel beter (in zijn kritiek op Stirner). Hij herinnert eraan dat het spook pas echt spook is wanneer het een lichaam heeft. Het neemt de vorm van een lichaam aan, het incarneert. En dat is, zegt Marx, niets anders dan een spook van een spook...

Gelukkig is er voor Marx een manier om de werkelijkheid weer te hervinden: vanuit de arbeid. Die arbeid is dus 'rouwarbeid' omdat ze ontstaat vanuit het afzien van het spook. Het lijkt alsof Marx die rouw te ver doordrijft. Ook 'de mens' moet eraan geloven. De mens is niets anders dan een abstractie. Vervolgens sneuvelen de dingen, die uit de arbeid resulteren, die Marx typeert als 'gespenstige Gegenständlichkeit'. Wat blijft er nog over? Het lijkt of de kritiek op Stirner als een boomerang naar Marx zelf terugkeert. Zo kun je de tien stellingen van 'Die Deutsche Ideologie' en het hele Kapitaal makkelijk lezen als 'conjuration', bezwering en oproeping van spoken.

Hoe komt het dan dat Marx niet bezweken is voor de verleiding van het cynisme? Waarom kunnen we Marx, aldus Derrida, lezen als een messianisme, inclusief zijn rouw van de mens en de dingen, een messianisme zonder messias? Derrida ziet hiervoor aanknopingspunten in de terugkeer van de religie bij Marx en zijn visie op techniek. Religie vanwege de samenhang tussen de verhouding der dingen en de sociale verhoudingen, waarvoor Marx zelf de religie aanwijst als analogie. De techniek is een transformatie van tijd en ruimte die het voortaan onmogelijk maakt een oorspronkelijke en een gefalsifieerde tijdruimte nog tegen elkaar uit te spelen, wat Marx nog wel dacht te kunnen. Maar ook Marx vond dat je de realiteit niet kon losmaken van de technisch-economische voorwaarden waarbinnen die zich ontwikkelt.

Conclusie: wil je rechtvaardigheid en democratie opnieuw overdenken, dan kun je er niet omheen Marx te lezen. Je leert er een hoop over sociale cohesie en de verandering van de realiteit in de arbeid, en over kansen die zich voordoen voor een omslag. Dat betekent: je moet de spoken verwelkomen, de spoken die de gedaante vormen waarin die toekomst zich bij ons aandient.

Toekenning van bestaan zou zelfs binnen de 'hantologie' van Marx/Derrida mogelijk zijn, maar altijd in dubbele zin. Wanneer zich iemand of iets aan ons voordoet, dan kennen wij aan dat fenomeen een 'lichaam' toe, zoals we ook aan spoken een lichaam toekennen, die dan spoken van spoken zijn. In ons mediale en technologische tijdperk kunnen alle lichamen spoken van spoken zijn. Er is 'arbeid' voor nodig, wat altijd tijd kost, om te weten wat het fenomeen betekent, naast de perceptie ook de arbeid van 'intrekking' en rouw.

Verrichten we die arbeid niet, dan blijft 'toekenning van bestaan' een lege, cynische term.

Maar zelfs dan kan het spook ons herinneren aan de rechtvaardigheid. Luisteren we naar Van Aartsen, die zijn partijgenoten in zijn Binnenhof laat worstelen. Hij zet het beleid van opvang van illegalen voort, want 'wij willen niet allerlei zwervende types in de steden hebben'. Retorisch en vals of niet, Van Aartsen kan er niet onderuit de illegalen bed, bad en brood te geven. Tegenover die zorg blijven onze filosofische discussies, hoe juist en links ook, toch aan de magere kant.

Afbeeldingsresultaat voor marx spuk

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...