zaterdag 27 april 2013

Uitleg van geleg

Geleg, dat is, realiseer ik me nu, terugkijkende, en opnieuw kijkend naar de titel van deze blogs, de droom van een uiting die niet per se ergens aankomt. Ergens, halverwege, maar dat halverwege is ook al te precies, te zeer bepaald door die plek van die ander, wordt dit neergelegd, enigszins achteloos, zodat het ligt.

Te overdenken valt de status van deze reflectie, of het over mij gaat, mijn geleg, of dat dit geleg iets belicht van wat altijd en overal al wordt gelegd, als uitleg van wat overal wordt gelegd, door iedereen, zelfs in wat anders bedoeld is, bijvoorbeeld in gesprekken of dialogen, of zelfs in het dialogische. Ergens in elk gesprek ligt vervat dat iets vervat ligt, niet als boodschap in tweede instantie, misschien zelfs niet als ontologische structuur die steeds weer wordt gerecycled, in allerlei Wiederkehre, Windungen en Verwindungen. Integendeel, die dialoog probeert met vereende en verdeelde krachten door te dringen tot wat daar ligt, wat zelfs niet eens daar ligt, op die en die plaats, tussen jou en mij, in het tussen ofzo, maar zomaar ergens, ergens waar het ook evengoed ergens anders had kunnen zijn. Het probeert erbij te komen, kortademig, reikhalzend.

Maar altijd weer verstoord door die repliek van de ander, door die dreigende, reële, verhoopte repliek van die ander, of de ander van die ander. Jongens, zo gaat het niet lukken, dat geleg, zo lijkt het. Het geleg wordt al opgenomen door de ander, als een handschoen die in de ring is geworpen, waar misschien een handdoek had gehoord. Had gekund. Zolang er leven is, is er repliek, aankondiging van repliek, repliek die zelfs gehoord wordt in het uitblijven van repliek, het uitblijven dat zelfs gehoord wordt in de repliek zelf.

Waarom dan toch, tegen beter weten in, die droom van geleg, van een titel die zijn einde alleen bereikt door zich oneindig om te keren binnen zichzelf, alsof het uitwegloos gepieker betrof? Misschien is een treffendere vraag: Welk geleg ligt in dit waarom? Is het woord geleg zelf niet een aanwijzing dat het waarom kan worden opgevat als een waaromheen? Het woord om een letter, een lettercombinatie, die maar tot op zekere hoogte uitlegbaar is?

En zo zou je de droom, deze droom en elke droom, ook kunnen duiden als uitleg van geleg, of andersom. Een 'parcours' (droom komt van het Griekse woord 'δρομος', parcours, en het werkwoord 'εδραμον', 'ik heb gerend', dat we ook kennen van ons woord 'drama') dat er nu eenmaal is, niet als ding, niet als proces, maar als geleg. De uitleg zelf loopt uit op geleg, is zelf niet meer dan geleg.

Let op, het is geen algemene wet, geen transcendentale structuur. Ik wil er alleen mee zeggen (voorzover het er überhaupt toe doet wat ik zelf uitleg aan mijn geleg, want ook mijn uitleg is geleg): staar je niet blind op dit geleg, deze kaders en deze context. Wat hier en nu gebeurt gebeurt misschien wel op veel plekken, ook als het niet precies altijd en overal is, en in meer of mindere mate, in een of ander opzicht. Het is geen poneren, positie (stelling) of pose. Dan krijg je de kaders er gevraagd of ongevraagd bijgeleverd. Nee, bij geleg zijn de kaders niet zo helder, zoals het voor- (of achter)voegsel 'ge-' aangeeft. Het is geen ondermijnende verplaatsing, geen 'verleg'. Nee, geleg.

Zo is deze uitleg van geleg zelf ook beter op te vatten als geleg van de uitleg van geleg, zeg maar geleg. Dus.

Hier (ofzo) ligt het, of wat het ook is.

Het absorbeert geduldig al jouw replieken en projecties. Er komt niet veel terug, misschien. Het beweegt mee, als een 'gel' die wat nablubbert als hij is aangeraakt. Die kan worden uitgesmeerd of verwerkt in zoiets als tandpasta. Je zegt het maar. Waarschijnlijk ligt het er ook, dat geleg, wanneer je dit niet leest, wanneer niemand het leest. Het krijgt dan nog meer een droomkarakter, iets dat zich voegt bij de oneindige veelheid flarden die ergens aan de rand van ons bewustzijn half opdoemen, als een vaag, algemeen besef dat er niet echt toe doet, het domein of halfdomein van ongedachte gedachten, dingen die dan misschien wel zo zijn, er zijn, maar er zijn er zoveel.

Het gelkarakter beidt zich ook uit over de associaties die dit geleg oproept, die het kan oproepen. Irritaties bijvoorbeeld. Hé, waarom geleg, niet gesta of gezit? En waarom heb je al gecapituleerd, waarom dat cynisme over de werking van van je schrijft? Waarom niet meer vertrouwen, geloof, Zusage, zelfs als je buiten het gesprek wil blijven (maar waarom publiceer je dit dan?)? Dergelijke irritaties en andere associaties lijken me niet onzinnig, ze kleven meteen vast aan het geleg als een hinderlijke poging het van betekenis te voorzien, in te dammen en te keren. Ze dwingen tot uitleg, misschien. Maar niet elke associatie is dwingend bedoeld. Het is ook misschien zelf niet meer dan geleg. Mijn punt is dat het niet automatisch, altijd en overal, een dialoog is, een aanval of strategie. Maar mijn punt is ook weer niet echt een punt, het is niet zo dat ik de dialoog wil relativeren vanuit een dialoog die ik hier voer, als ware het een afrekening van de dialoog met zichzelf (zoals misschien Plato dat wilde).

Kortom, deze alinea's zijn misschien eerder op te vatten als een herneming van wat er - min of meer - al ligt, als geleg van wat er ligt en erbij kan komen. De afsluiting zal dan ook niet anders dan een geforceerd, kunstmatig karakter kunnen hebben. Zo van: basta, vooralsnog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag

Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...