vrijdag 5 februari 2016

De jacht zelf is de prooi - Zygmunt Bauman

Een van de doelwitten van Biesta is de angst voor risico's. Daarom leek het niet minder dan logisch dat ik van collega Minke Knol het boek Vloeibare tijden - Leven in een eeuw van onzekerheid ( or. 2007) te leen kreeg. Angst vormt het thema ook van Furedi. Scherpe diagnoses van de Britse en mondiale samenleving worden gekoppeld aan hoofdmotieven van sociologie en filosofie, en zijn makkelijk toepasbaar op het onderwijs, ook al doet Bauman dat zelf niet.

Denk je vanuit doelen, dan is de consequentie dat je vanuit dat doel achteruit kunt denken. Vergelijk dit met Heideggers techniek-lezingen, waarin hij de oorzaken etymologisch verbindt met aitia, het Griekse woord dat behalve oorzaak ook schuld betekent, het tekort der dingen in vergelijking met hun doel. Je raakt hier een open zenuw van de moderniteit, waarin de teleologische gerichtheid gekoppeld is aan de idee dat je schoon schip kunt maken en de wereld vanaf een vast fundament opnieuw kunt opbouwen.

Hoe kun je die twee zaken met elkaar rijmen, de zekerheid van de moderne geest met de idee van oorzaak als schuld, tekort?

Hoewel Bauman zijn diagnose in andere termen formuleert, vind ik zijn oplossing briljant. Hij ziet het huidige individu als een jager achter een kunsthaas. Het is echter niet de bedoeling dat hij zijn prooi echt te grazen neemt, want dan is deze jacht ten einde. Om hem gaande te houden moet de haas dus wel achtervolgd worden maar niet gevangen. Met andere woorden, de jacht is zelf zijn eigen prooi.

Heb je deze conclusie gelezen, dan kun je het boek van Bauman van achteren naar voren lezen. De jacht is de meest recente fase van onze omarming van de utopie. Bij Thomas More was de utopie nog de blauwdruk van een betere wereld. In de loop der eeuwen heeft de utopische droom echter  tot een samenleving geleid die zijn eigen afval produceert en dat zelf niet meer kan opruimen op het niveau dat daarvoor adequaat is, het mondiale niveau. Er worden lokale oplossingen gezocht en uiteindelijk voelt het individu zich opgezadeld met de druk de wereldproblemen op te lossen. Escapisme is het gevolg, en de ontsnapping neemt de vorm aan van de volgehouden jacht.

U ziet al in deze ultrakorte samenvatting dat Bauman nog steeds een koppeling legt tussen de historische idee van moderniteit en de sociologische idee van samenlevingsdimensies, zoals de mondiale en de lokale samenleving. Dat suggereert een fixatie, een fixatie van de grenzen in tijd en ruimte. Waarom spreekt Bauman dan toch van 'het vloeibare leven', dat zo ongeveer zijn handelsmerk is?

Zijn we met onze omgekeerde lezing van het boek eindelijk bij het begin gekomen, dan stuiten we op de uitleg van Bauman, dat het vloeibare leven een fase is binnen de moderniteit:
...een toestand waarin sociale vormen (structuren die individuele keuzes beperken, instituties die zorgen voor routines, voor aanvaardbare gedragspatronen) hun gestalte niet langer kunnen behouden (en waarvan dit ook niet wordt verwacht), omdat zij sneller uiteenvallen en wegsmelten dan de tijd om ze vaste vorm te geven en daarna te stollen. (p.15)
Denk aan de zeepbellen van Sloterdijk en je beseft dat het hier in essentie om vormen van ruimtelijkheid gaat, positieve mogelijkheden van samenleven in eenzelfde sfeer of structuur. De metaforen 'zeepbel' en 'vloeibaar' thematiseren evenzeer de mogelijkheid als de onmogelijkheid van sociale vormen. Zeker wanneer je het eindresultaat van de permanente jacht al in je achterhoofd hebt. De sociale vormen met utopische waarde kunnen niet meer functioneren omdat ze plaatsmaken voor de jacht van het individu, die dus in eigenlijkere zin een vlucht is.

Niets wijst erop dat we deze fatale afwikkeling kunnen omkeren of zelfs maar bijsturen. De enige weerstand die mogelijk is in een vloeibaar leven lijkt de heldenmoed te zijn waarmee sommigen deze ontwikkeling nog durven te benoemen. Daarmee wordt de taal, i.c. het woord hel, een restant, of met een term van Derrida wellicht een restance, van differentie. Alleen vanuit het oogpunt van deze taal kan de jacht nog worden benoemd als een historische en sociale vorm. Met andere woorden, het lijkt er ook bij Bauman op dat onder zijn sociologisch-historisch betoog een taalfilosofie schuilgaat.

De helden die de stand van zaken nog durven te benoemen laten daarmee blijken dat alleen de taal het ons mogelijk maakt tegelijk binnen en buiten de geschiedenis te staan. Alleen zo kun je in de geschiedenis stelling nemen, weerstand bieden, en buiten de geschiedenis zien wat haar voortdrijft.

Bevind ik me nog steeds binnen mijn blogproject autoriteit in het onderwijs? Ja, had ik gezegd, alleen al via het motief van het leven in onzekerheid. Autoriteit kun je naar oud-Romeins model opvatten als de macht die nodig is wanneer de politieke macht in crisis is. Bij Bauman neemt die crisis de vorm aan van de scheiding van macht en politiek. Macht wordt mondiaal, en de politiek is niet meer in staat die verschuiving te volgen en wordt dus volgehouden onmacht.

Misschien zou je autoriteit in deze situatie ouderwets moeten opvatten als het gebaar van de intellectueel. De denker die benoemt hoe het is zolang het nog kan, in 'restance'. Dankzij onder anderen Agamben kun je van hieruit ook een verband leggen met het joodse motief van getuigenis (zoals in zijn Auschwitz-boek). Geherformuleerd volgens de logica van Bauman zou je kunnen zeggen dat de intellectueel als getuige eigenlijk niet weet waarover hij spreekt. Hij verwijst naar het jagende en/of vluchtende individu. Dat individu, de jager die zijn eigen jacht najaagt, dat individu getuigt (zoals de 'muzelman' in Auschwitz). De mogelijkheid om getuigenis af te leggen is tegelijk zijn onmogelijkheid.

En zo zijn het opnieuw de zogenaamde subjecten van ons onderwijs die voor ons autoriteit hebben, de Schnabels, de leerlingen, de mediagoeroes. Het onderwijs is een in zichzelf gekeerde mediawereld aan het worden waarin elke verwijzing naar de (sociale, historische) wereld steeds meer ontbreekt. De leerling wordt steeds meer wet ware, het plasje water dat nog nodig is om de hard ware en de soft ware op gang te helpen, stand by. De ouderwetse intellectueel kan niets anders dan af en toe mompelen: dit is de hel. Hij heeft geen autoriteit, of liever gezegd: hij ontleent zijn autoriteit aan het getuigenis dat in laatste instantie berust op de onmacht van de leraar en leerling om te getuigen, geobsedeerd als ze zijn door de jacht op de jacht.

Je zou de gamification (bijvoorbeeld op de iPads van mijn brugklasleerlingen) kunnen zien als de zichtbare vorm van dit getuigenis. Ben je dood, dan begint het spel opnieuw, de dood is het moment waarop de oneindigheid van het spel wordt gemarkeerd.

http://cdn.akamai.steamstatic.com/steam/apps/247770/header.jpg?t=1447358410

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...