zaterdag 27 februari 2016

De eindstrijd van het Vaticaan

Met leerlingen van mijn school bezocht ik in Rome de zondagsmis in de Friezenkerk. Trots was ik op Jorn, die aanbood de tweede lezing uit de Filippenzenbrief van Paulus op zich te nemen. Jorn liet zich niet uit het veld slaan door de kribbige gastvrouw die het niet nodig vond hem op het moment zelf naar voren te roepen en het klonk:
Velen leiden een leven dat hen indeelt bij de vijanden van Christus' kruis.
Een Limburgse priester gaf er in zijn preek een conservatieve draai aan. Nederland voerde een politiek van abortus en euthanasie waarmee het zich manifesteert als vijand van Christus' kruis.

Wat mij betreft had hij beter kunnen wijzen op de talrijke seksuele en economische schandalen binnen de Kerk en het Vaticaan zelf. Het lijkt alsof de Paus zijn strijd in zijn eentje moet voeren, en die strijd lijkt, getuige een boek van onderzoeksjournalist Nuzzi, uit te lopen op een kruisweg in plaats van een kruistocht (de Italiaanse titel luidt inderdaad ook 'kruisweg'). Oftewel, in deze context: pr voor een messiaanse kerk die vooral functioneert als façade van een rovershol, pieterpenningen die worden uitgegeven aan de curie zelf en de Amerikaanse kardinaal Law die pedofiele priesters afschermde en voor straf werd weggepromoveerd naar de Vaticaanse kerk Maria Maggiore.

Bekijk je de terecht geprezen film Spotlight, dan zou je kunnen denken dat de echte waarheidsliefde voortaan eerder buiten dan binnen het Vaticaan te vinden is. Maar daarvoor hebben we toch weer net teveel historisch besef. Historisch besef, dat wil zeggen: Christelijk besef. Geschiedenis is voor ons niet denkbaar zonder onomkeerbaarheid en lineariteit, de idee dat waarheid zich toont in een tijd met een einde. De waarheidsliefde van journalisten heeft dus alles te maken met het geloof dat er rechtvaardigheid moet geschieden, en dat we verwikkeld zijn in een gevecht met hardnekkige vijanden.

Zo nu en dan hebben we een Paus nodig om ons aan die strijd te herinneren. Agamben, de filosoof die de Kerk in Parijs aanklaagde vanwege haar concentratie op het beheer van de organisatie en de verwaarlozing van haar messiaanse roeping, schreef een boekje waarin hij de vorige Paus  uitvoerig prees: Il mistero del male - Benedetto XVI e la fine dei tempi (2013). Ik moest dus even slikken toen ik dat boekje las. Paus Benedictus is voor mij geen inspirerend voorbeeld van kerkvernieuwing. Maar als Agamben het uitlegt wil ik wel even weten wat hij bedoelt.

In zijn boekje gaat Agamben in op twee teksten van de Paus, een artikel dat hij publiceerde als dertigjarige theoloog Joseph Ratzinger over de vierde-eeuwse ketter Ticonius, die in feite een belangrijke inspiratiebron was voor Augustinus' De civitate Dei. Ticonius betoogt dat de Kerk feitelijk bestaat uit een vermenging van twee Kerken, een donkere Kerk (fusca) en een rechtvaardige Kerk (decora). Pas aan het eind der tijden zal de vermenging ongedaan worden gemaakt en zullen de kerken helder worden onderscheiden.

De tweede tekst van de Paus is de aankondiging van zijn aftreden in 2013 (waarvan Agamben nog niet op de hoogte was toen hij zijn lezing over de Paus in 2012 hield). De Paus herhaalt in die korte tekst enkele formuleringen van Paus Celestinus V, die aftrad in 1294. Hij had zich beroepen op de vermindering van zijn lichaamskracht (vigor corporis) en zwakheid van zijn persoon (informitas personae). Maar de ware reden was dat Celestinus als Franciscaanse monnik ten strijde was getrokken tegen de corruptie en rijkdom van de Kerk en na een korte tijd besefte dat hij daartegen niet opgewassen was. Zo lijkt het erop dat ook Paus Benedictus aftrad zodra hij doorhad dat hij de strijd tegen de corruptie niet kon winnen.

Het messianisme van Agamben dat we kennen uit zijn toespraak in de Notre Dame keert hier weer terug in zijn move over de betekenis van de eindtijd. We moeten die niet opvatten als het eind van de tijd, maar als de tijd van het einde. We hoeven dus niet nog honderden jaren te wachten voordat we ingrijpen, dat kan nu al. Tegelijk verwijst Agamben opnieuw naar de idee die we kennen van Carl Schmitt dat de komst van de messias (de wederkomst van Christus) wordt vertraagd door de katechon (lett. 'tegenhouder') oftewel de Antichrist. Maar je mag de katechon volgens Agamben niet opvatten als een instantie buiten de kerk, zoals ook Augustinus geneigd was hem te identificeren met het Romeinse imperium. Het gaat, zoals de theologie van Ticonius duidelijk maakt, om twee vermengde Kerken, dat wil zeggen twee zijden van dezelfde Kerk. De strijd wordt dus nu gevoerd. Wachtend op de overwinning bevinden we ons in de voorlaatste fase.

Paulus spreekt over dit drama in zijn brief aan de Thessalonicenzen als een mysterion tès anomias, door de Vulgaat vertaald als mysterium inequitatis. We moeten dat mysterie niet opvatten als een geheim, zegt Agamben, maar als een historisch drama, het drama van de geschiedenis tussen de eerste en tweede verschijning van Christus. Paulus zelf koppelt het aan de oikonomia, een verband dat Agamben uitvoerig volgt in Il regno e la gloria. Daarmee verlegt Agamben (met Paulus) alsnog de hele binnenkerkelijke affaire naar de hele politieke en economische wereld.

De Kerk zelf had deze wereld moeten herinneren aan zijn messiaanse roeping, maar is daartoe zelf niet meer in staat, doordat ze het mysterium inequitatis heeft opgevat als het geheim van het kwaad, het kwaad als een realiteit die we niet kunnen begrijpen en dus niet kunnen bestrijden.

Geldt die kritiek ook Benedictus XVI, ondanks zijn vroege theologische escapades? Sowieso keert de verwijzing naar Ticonius ook terug bij Benedictus in een tekst uit 2009. Maar Agamben legt ook een verband tussen de abdicatie van de Paus en de term discessio (uiteengaan, scheiding):
De abdicatie kan niet anders dan zoiets oproepen als een discessio, een scheiding van de ecclesia decora en de ecclesia fusca; en in elk geval weet Benedictus XVI dat deze alleen maar kan en moet plaatsvinden op het moment van de tweede komst van Christus, die precies datgene is wat de tweedeling van het lichaam van de Kerk, optredend als katechon, bestemd is om te vertragen. (p.15)
Met andere woorden, met zijn aftreden speelt Benedictus zijn rol in het historische drama die bestaat in de vertraging van de komst van Christus. Net als de grootinquisiteur in het beroemde verhaal van Dostojevski die Christus vraagt om te vertrekken en niet meer terug te komen.

Het valt te betwijfelen of Benedictus zichzelf als katechon of Antichrist zou willen betitelen. Maar wat betekent zijn abdicatie anders dan de erkenning dat de Kerk momenteel een vermenging van duisternis en rechtvaardigheid bevat, een erfenis die zijn opvolger op zijn manier overneemt en via zijn franciscaanse naam opnieuw herinnerend aan Celestinus V?

We kijken nu ook weer anders terug naar die formulering 'vijanden van het kruis'. Het gaat allerminst om een strijd van de rechtvaardige Kerk tegen de vijanden die zich erbuiten bevinden, bijvoorbeeld de Nederlandse staat, en die de Kerk verleiden tot onrechtvaardigheid. Het gaat om een rol die de Kerk zelf op zich neemt in het drama van de geschiedenis. Zelfs de goede Paus Franciscus, verwikkeld in zijn oorlog tegen de corruptie en opkomend voor de armen, kan de onrechtvaardigheid alleen maar bestrijden door deel uit te maken van diezelfde rijke en corrupte Kerk, ongewild reclame makend voor die Kerk.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...