zondag 29 mei 2016

De angst voor het gezag - Kafka lezen

Kafka is voor mij onder meer van belang als traît d'union tussen Deleuze en Derrida. Het lijkt alsof er bij Kafka steeds van transcendentie sprake is, van een geheim. Zijn verhalen lijken ondoordringbaar en zijn verhalen lijken te gaan over die ondoordringbaarheid. Maar er is ook steeds een andere manier om ze te lezen. Lees je Kafka, dan zie je dat hij voortdurend zijn best doet alles simpel en helder te houden, je kunt om zijn verhalen lachen, je herkent van alles en het is dus absoluut onnodig om de verhalen te begrijpen om erin te kunnen doordringen.

Die herkenning heb ik bijvoorbeeld bij het verhaal De afwijzing, over de menigte die bij de hoogste belastingambtenaar van een stadje een verzoek indient om liefst een jaar kwijtgescholden te zijn van de belasting. Dat verzoek wordt afgewezen, zoals altijd.

Ik herken in dat verhaal mijn eigen leven als kind en als filosoof. Ik had steeds het gevoel dat ik een examen moest afleggen en het leek me erg waarschijnlijk dat ik voor dat examen zou zakken. Zelfs bij mijn proefschrift, waarbij mijn vrienden zich vooral lieten leiden door hun passie en ambities, zat ik in de greep van mijn angst voor het gezag waarvoor ik me moest verantwoorden. Mijn promotie was gewoon een uit de klauwen gegroeid examen waarvoor ik moest zien te slagen.

Ik herinner me een bespreking van hoofdstukken waarbij mijn promotoren me niet meer konden volgen, en me confronteerden met onvolgbare zinnen. Mijn hoofdstukken werden afgewezen. Ik moest de datumafspraak die ik bij de pedel had gemaakt weer herroepen. Ik nam de trein naar Zandvoort en ging met een biertje aan het strand zitten.

Geen wonder dat ik het in die tijd zo leuk vond om Kafka te lezen. Leuk is nog een understatement. Kafka hielp me niet alleen om mijn leven draaglijk te maken maar ook nog om het leuk te vinden.

Lees het verhaal De afwijzing zelf eens. Het is maar kort, en in mijn goedkope Querido-uitgave (eigenlijk het bezit van Inez) staat het op bladzijde 907.

Een paar elementen die mij aanspreken:

De belastingambtenaar moet het geld naar de hoofdstad brengen, maar die is erg ver weg, onvoorstelbaar ver. Daardoor lijkt het of hij de 'muur der wereld' is. Hij is de afsluiting van het geheel. Iedereen weet echter dat hij niet de muur der wereld is. Integendeel, hij vormt met die wereld de traît d'union. Net zoals de hermetische stijl van Kafka alleen maar een indruk is, waarvan we weten dat die niet klopt.

De bevolking leeft met deze ambtenaar en dankzij deze ambtenaar. Zijn stijl en optreden komen voort uit tradities die zich nu eenmaal zo hebben ontwikkeld. En na de afwijzing ervaart iedereen opluchting. De ik-persoon, die deel uitmaakt van de bevolking, zegt zelfs dat 'je zonder die afwijzing eigenlijk niet kan leven'. De afwijzing is niet alleen deel gaan uitmaken van het leven van het stadje, maar is zowat een voorwaarde voor dat leven geworden.

De angst voor de ambtenaar is een onprettige ervaring. Maar de ik-persoon relateert het aan de kindertijd waarbij de angst samengaat met plezier: 'Voortdurend willen de kinderen door dat gebit en die ogen bang worden gemaakt om dan in doodsangst weg te rennen.' Die angst verdwijnt nooit, ze werkt nog na bij de volwassenen. Steeds opnieuw worden ze weer bang als ze hun verzoek moeten indienen.

Ik zou hier een verband kunnen leggen met de grotvergelijking van Plato. De man die uit de grot mee naar buiten wordt gesleept heeft last van het licht en pijn aan zijn ogen. Het lukt hem om aan het licht te wennen. Maar ook bij Plato is er die herhaling van de onprettige ervaring, want bij elk leven moet de mens zich opnieuw langs de weg naar buiten laten meevoeren en zal hij de pijn voelen.

Tot slot bevalt me uiteraard het Bachtiniaanse groteske realisme in dit verhaal. De ambtenaar staat gedurende het verzoek onbeweeglijk, en verandert daardoor even in een kikker: 'Niet dat hij moeilijk ademde, hij ademde alleen buitengewoon duidelijk zoals kikvorsen bij voorbeeld ademen, alleen doen die het altijd zo, hier daarentegen was het iets buitengewoons.' Het is moeilijk om de angst in alle scherpte vol te houden wanneer de vorst een kikvors wordt, en zijn optreden - hoezeer ook ervaren als iets buitengewoons - allang een gewoonte is.

Ik zit in deze blogserie nog in de ban van mijn thema, het gezag in het onderwijs. Verklaart het verhaal van Kafka iets van dat gezag en hoe het daar kan functioneren? Even nadenken, vast wel.

Het gezag is de ervaring dat de leerling zich geplaatst ziet tegenover een muur, iets waaraan hij niet voorbij kan zien. Precies deze ervaring stelt hem in verbinding met de wereld, want die is groter dan de wereld van hemzelf en zijn klasgenoten. Die ervaring moet bijzonder worden gehouden, door middel van regels en zoals de stokken die de leraar ondersteunen.

Omgekeerd heeft de leraar ook schrik voor de leerlingen. Niet voor niets is er zoveel burnout onder docenten. De leraar is een mens, net zoals de belastingambtenaar bij Kafka een mens is. Na de afwijzing raakt de menigte niet vermoeid, maar de ambtenaar wel: 'Ik zag alleen dat hij echt vermoeid de stokken losliet, die op de grond vielen, in een door de ambtenaren aangesleepte leuningstoel neerzonk en haastig zijn pijp in de mond stak.'

Af en toe veroorlooft de ambtenaar het zich, verzoeken in te willigen. Dit moet hij geheim houden. De regering mag er niet achterkomen, maar ook voor de mensen is deze toegeeflijkheid verwarrend, want zij kunnen geen onderscheid maken tussen de ambtenaar en de regering. Dit is een herkenbare ervaring van elke docent. Je laat een klas vijf minuten eerder weg, je laat een leerling een uur langer uitslapen als dat beter uitkomt. Gedoogbeleid heet dat in ons land.

Teruggekoppeld naar het geheim, het geheim van Kafka en van het gezag: dat geheim betreft niet de gezagspositie van de ambtenaar, want iedereen doorziet hem en gebruikt de fictie van de ondoordringbaarheid om alles te laten functioneren. Het mag alleen gaan over kleine dingetjes, alleen daarin mag de ambtenaar af en toe toegeven.

Het eind van het verhaal is wel intrigerend, al helemaal wanneer we dat koppelen aan het gezag in het onderwijs:
Er is overigens, zover als mijn onderzoek reikt een zekere leeftijdsklasse die niet tevreden is. Het zijn de jonge mensen, zo tussen zeventien en twintig, dus nog piepjonge kereltjes, die van de draagkracht van het meest onbeduidende, laat staan van revolutionaire gedachten, niet het flauwste begrip hebben. En juist onder hen steekt de ontevredenheid het hoofd op.
Het lijkt of de ik-persoon arrogant is, alsof hij zelf de ambtenaar is die beslist over de verzoeken van de jongeren. Maar je kunt het zeker ook lezen als een bezwering. De hele gezagsstructuur is opgebouwd rond gewoonten. De ik-persoon is een onderzoeker die via zelfonderzoek in staat is te begrijpen hoe alles functioneert. Maar het is altijd mogelijk dat er een nieuwe generatie komt die alles in de war gooit en de zaken op een andere manier zal opbouwen. Ze hebben geen benul van wat revolutie betekent, maar precies daardoor schuilt er in hun ontevredenheid toekomst.

Met de globalisering in gedachten weten we dat de voornaamste voorwaarde voor de keizerlijke gezagsstructuur van Kafka omver dondert. Nu wordt de wereld pas echt raadselachtig, want we beschikken niet meer over de ervaring van de 'muur van de wereld' die het mogelijk maakte dat er gewoontes en tradities ontstonden.

Maar jongens, neem het Kafka niet kwalijk dat hij probeert die wereld met zijn verhalen te verhelderen. Het is nog steeds mogelijk de ontevredenheid der jongeren te zien als een overgangsfase. Worden ze volwassen, dat zullen ze de wereld opnieuw inrichten en de draagkracht der dingen ontdekken. In die zin hebben die jongeren zelf voor ons gezag, ze wijzen ons af zoals de ambtenaar verzoeken afwijst. Daarmee maken ze ons leven mogelijk.

http://www.dezwartehond.nl/media/images/belastingdienst010.jpg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...