zaterdag 30 mei 2015

De bijbelse loser van het kapitalisme

Het kapitalisme is gebaseerd op het Matteüseffect. Wie heeft zal erbij krijgen. Wie weinig heeft, hem zal dat worden afgenomen en erbij worden gegeven aan wie veel heeft.

Nu is economie nooit mijn grootste talent geweest en heb ik ooit ontdekt dat verkopen niet tot mijn favoriete bezigheden behoort. Bij een beroepenadviseuse van Management Services van de Radboud Universiteit moest ik honderd kaartjes met mijn favoriete bezigheden erop ordenen. Verkopen kwam op de honderste plaats, met enige ruimte tussen kaartje 99 en kaartje 100.

Welnu, het woord talent (τάλαντον) verwijst in de oudheid naar de massa water waarmee een amfora kan worden gevuld en later naar de munteenheid die in het NT gelijkstaat aan 34,2 kilogram goud. Je moet er dus zeker een paar jaar voor werken. Opmerkelijk genoeg zegt Wikipedia dat ons begrip talent in de zin van begaafdheid aan de basis ligt van het hoger vermelde. Je moet dus over begaafdheid beschikken om geld te verwerven, geld als water.

Ach, zult u zeggen, als die economie je toch niet interesseert, waarom maak je je dan zo druk om dat Matteüseffect?

Tja, daar zit wat in. Maar ik heb wel het donkergrijze vermoeden dat het verhaal van Jezus me iets kan leren over die desinteresse. Jezus houdt altijd iets in zijn mouw, en ik ben getraind in het speculeren over die verborgen boodschappen. Sterker nog, het is me altijd blijven boeien. Jezus, maar in het bijzonder ook de parabel van de talenten.

Ik vermoed dus dat ik die mouw niet ga leegplukken in deze blog, al was het alleen maar omdat ik het idee heb dat in welke mouw van wie ook meer zit dan wat ik eruit kan halen. Beschouw dat vertrouwen als mijn talent. Dat krediet.

Hier dus niet meer dan een eerste speculatie. De parabel van de talenten bevat elementen die ik eerlijk gezegd nooit gehoord had of die ik weer ben vergeten (ook vergeten hoort tot mijn begaafheden). De slechte, laffe dienaar die zijn talenten heeft begraven in plaats van ze te investeren krijgt achteraf alsnog een advies te horen van zijn baas, een advies over wat hij zelf had moeten bedenken en moeten doen:
Je bent een slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven, dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terugontvangen. (Matt. 25, 26-27)
De baas gaat dus helemaal mee in de logica van de laffe dienaar, maar hij doet dat om de logica van zijn harde vonnis te rechtvaardigen. Want zo eindigt het, de nutteloze dienaar moet eruit worden gegooid, 'in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt'.

Nu ligt in de parabel ongetwijfeld de idee van de verantwoordelijkheid besloten, die door het CDA en vele anderen werd rondgezongen onder de term 'rentmeesterschap'. Je moet woekeren met je talenten niet alleen vanwege eigenbelang, maar vooral omdat de talenten je zijn gegeven met de bedoeling ze te vermeerderen voor je baas. Uiteraard zal die baas je dan weer belonen als je succes hebt. Met andere woorden, eigenbelang en verantwoordelijkheid versterken elkaar.

Zo riep Rutte gisteren de bonusbankiers nog op tot fatsoen. Daar scoort hij natuurlijk weer stemmen mee, en dat is behalve zijn premierschap ook zijn verantwoordelijkheid als VVD-prominent. En met die stemmen kunnen de bankiers weer extra hun gang gaan, in eigenbelang én verantwoordelijkheid!

Maar hoe mooi en afschuwelijk dit ook is, het rentmeesterschap zingt tegenwoordig iets minder rond. Misschien leert de parabel ons nog iets anders, elke keer weer als we hem lezen. Het zou kunnen zijn dat de parabel een bank is waarop de talenten van de laffe dienaars zijn uitgezet en die bij terugkomst van de baas rente voor hem kan opleveren. Een inzicht dat verborgen ligt in onze kapitalistische snaaicultuur en er mede toe geleid heeft dat het rentmeesterschap nu een toontje lager zingt.

Welnu, de reden die de baas noemt voor zijn advies achteraf is dat de dienaar wist (ᾐδεις) dat de baas maaide waar hij niet had gezaaid en oogstte waar hij niet had geplant. Het gaat dus niet om een mening, niet om het trekken van de consequenties uit een opvatting of godsbeeld. Het gaat ook niet om een inzicht, een les die de dienaar had geleerd, of om iets wat hij alleen maar meende te weten. Nee, de dienaar heeft gelijk. Hij weet hoe het zit, en terecht. Ongetwijfeld weten de andere dienaren, de voorbeeldige dienaren dat ook, maar voor hen is die informatie niet relevant. Zij zaaien en planten zelf al, en dat staat het maaien en oogsten natuurlijk niet in de weg.

We moeten dus rekening houden met het gedrag van een baas, en daarbij mag je aan Jezus of aan God denken, maar ook aan de graaibazen van de bedrijven, die hoe dan ook maait en oogst, zelfs waar niets is voorbereid. De bank is dan een prima manier om te voorkomen dat je wordt gevonnist. Er is dus wel degelijk een uitweg, een kruipgat, breng je geld naar de bank.

U ziet, er is een extra kans. Het evangelie houdt in dat er hoe dan ook een extra kans is.

Die kans zit allereerst in het gegeven dat we niet in de positie zijn van de dienaren. We zijn eerder de lezers, de toehoorders. We kunnen dus lering trekken uit de mislukking van de slechte dienaar, ook en vooral als we ons met hem identificeren. De strenge Jezus laat dan ineens een geduldig, liefdevol gezicht zien. Zelfs voor de slechte, bange, laffe dienaar heeft hij nog een advies in petto, al heeft hij het eigenlijk niet verdiend. De baas die maait, zelfs waar hij niet geoogst heeft, dat is Jezus zelf, omdat hij het godsbeeld van de laffe toehoorders respecteert en zelfs daar nog aanwijst hoe je met dat godsbeeld kunt speculeren, rente verdienen.

Een tweede kans zit in de mogelijkheid dat we ons nog verder identificeren met de slechte dienaar en weten wat hij weet omtrent de strengheid Gods. In dat geval komt het advies van Jezus voor ons te laat, zoals ook het advies van de baas in de parabel voor de dienaar te laat komt. Zoals in het verhaal van Kafka, Vor dem Gesetz, waarbij de wachter de deur gaat sluiten: 'Deze deur was alleen voor jou bestemd, maar nu ga ik hem sluiten.'

De verworpenen der aarde, ze liggen in de uiterste duisternis, en de laatste trein hebben ze al gemist. Ze zijn het zelf schuld, ze hebben hun kansen niet gepakt. En dat weten ze maar al te goed, inmiddels.

Hun kans moeten ze dus gaan pakken in de uiterste duisternis, το σκοτος το εξωτερον, de plek van gehuil en tandengeknars. Nu wordt wel eens gezegd dat de echte hel niet een plaats is die God voor ons gemaakt en aangewezen heeft, maar dat we die zelf verzinnen. De echte zonde is niet dat God zich van ons afkeert, maar dat we ons zelf van God afkeren en daardoor ons zelf veroordelen om zonder Hem te leven. Of, met de woorden van Nietzsches tolle Mensch: God is niet dood omdat hij voor ons gestorven is (zoals Hegel meende) maar omdat wij Hem hebben gedood.

Maar dit lijkt me ook een manier waarop je dit verhaal kunt lezen. Wanneer de baas de slechte dienaar toespreekt kun je dat ook opvatten als het keren van het godsbeeld van die dienaar tegen hemzelf. Vandaar het (ongetwijfeld later pas toegevoegde) vraagteken:
Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant?
In dit geval zou je de slechte dienaar de meest verantwoordelijke van allemaal kunnen noemen. Hij is nu niet meer alleen verantwoordelijk voor het 'talent', maar ook voor zijn weten omtrent God. Ja zelfs, hij is verantwoordelijk voor wat hij niet weet, namelijk dat hij zijn geld naar de bank had kunnen brengen en zich zo in veiligheid had kunnen brengen tegen de ironie van God.

Inmiddels weten we dat we niet te lichtvaardig moeten doen over de consequenties van de eigen verantwoordelijkheid. Je zou Rutte kunnen beschouwen als een baas die meent dat werkelozen zichzelf uit de nesten kunnen werken als we hun uitkering maar verlagen. Het verlagen van de uitkering ziet hij in de kern als een investering, hij maait waar hij zaait. Maar de verworpenen blijven maar in de armoede, ze profiteren niet mee van de economische groei. Rutte is nu niet alleen een kosmetisch chirurg, hij is ook een loser omdat hij de armoede niet kan verhelpen.

In deze parabel ligt het anders. De baas God gaat nog een stapje verder dan Rutte en maait niet alleen wat hij gezaaid heeft, maar ook nog eens wat hij niet heeft gezaaid. God komt de consequenties opeisen van onze verantwoordelijkheid waarin we hebben besloten niets te zaaien. Niet om ons naar de hemel te brengen, maar terwijl Hij de laffe dienaren laat wenen en tandenknarsen.

Hoe kunnen we rekening houden met een dergelijke God of baas, slechte en laffe dienaars die we in wezen allemaal zijn? Dat is de kwestie, of een van de kwesties waarover deze parabel ons laat nadenken. De oplossing om het geld naar de bank te brengen heeft als nadeel dat we niet weten wat ermee gebeurt en we alsnog worden veroordeeld.

Misschien ligt een mogelijke uitweg in het meervoud. Want waar de vertaling spreekt van 'geld', spreken de meeste handschriften van τα αργυρια. En waar de vertaling spreekt van 'bank', spreekt het Grieks van οι τραπεζιται. Dit meervoud suggereert meer dan een oplossing.Je kunt een deel van het geld in de grond stoppen en een deel naar de bank brengen. Je kunt je geld naar verschillende bankiers brengen en zo je kansen verdelen.

Maar zoals we zagen was dit station al gepasseerd, we bevonden ons al in de duisternis. Maar ook deze situatie zou je nog kunnen opvatten als plaats van speculatie. Je zou à la Varoufakis de speltheorie kunnen induiken en bekijken hoe je uit een verloren situatie toch nog relatief voordeel kunt halen. Maar we zien inmiddels dat zowel Griekenland als de EU met de speltheorie de verliezen alleen maar vergroten.

Je zou ook de geschiedenis van het Christendom, waarin rente lange tijd verboden was, met terugwerkende kracht kunnen beschouwen als een plaats van uiterste duisternis. Het geld werd 'in de grond gestopt'. Joden werd verboden grond te bezitten, waardoor zij zich in de geldhandel begaven. De Christenen gingen hun geld naar de Joden brengen, gingen de Joden haten en gooiden zichzelf op die manier in de uiterste duisternis van het antisemitisme.

Je zou ook kunnen zeggen dat in de uiterste duisternis met de winsten ook de schulden zijn gaan woekeren. En nog steeds wordt er volop gemaaid waar niet gezaaid is en geoogst waar niet geplant is. Het kapitalisme is zelf een plaats van uiterste duisternis geworden. En we weten het, al is het op de manier van 'Dit kan toch niet waar zijn?' Het is het weten van de laffe dienaar, de elckerlyck, dat hem niet geholpen heeft.

En hoewel we ons niet kunnen bevrijden uit deze moeilijke situatie kunnen we nog steeds lezen en nadenken. Het tandenknarsen is misschien ook een oefening in herkauwen, het opnieuw boodschappen proberen te halen uit een verhaal dat we al zo vaak gelezen hebben. Net zoals Shell in de Noordpool kunnen we blijven boren naar bodemschatten ook waar ze er niet zijn. 'Becqueter'.





zondag 24 mei 2015

300

Driehonderd vrouwen en kinderen vermoord in Palmyra!
Had ik het kunnen voorkomen door te betalen met een Romeinse ruïne, ik had het gedaan.

Mediale recycling

Terwijl ik dit schrijf lijkt het erop dat de monumenten van Palmyra nog niet verwoest zijn door IS. Maar ineens bevangt me een verschrikkelijke gedachte. Stel dat IS de verwoesting ter hand neemt, volgens welk model moeten we dit dan beoordelen?

Het eerste model is dat van de negatie. Je zou aan de beeldenstorm kunnen denken en aan een neiging die het monotheïsme per definitie kenmerkt, namelijk om alles te vernietigen wat maar aan goden of aan waarden doet denken om zodoende de enige God te eren. IS zet dus gewoon voort waarmee de profeten al lang geleden zijn begonnen.

Hoe verschrikkelijk deze gedachte ook is, in verschrikkelijkheid haalt ze het niet bij de volgende. Het is namelijk ook mogelijk de vernietiging door IS te zien in het verlengde van de kerkenbouw in Sparta. Daar zul je vergeefs naar monumenten uit de oudheid zoeken. De onderdelen zijn als materiaal gebruikt voor de bouw van kerken. Je zou kunnen zeggen: ze zijn gerecycled. Overigens zijn ook de Griekse tempels die wel bewaard zijn gebleven niet behouden vanwege respect voor de antieke godsdienst, maar omdat ze konden worden gebruikt als kerken.

In welke zin zou je de dreigende verwoesting van het Romeinse Palmyra kunnen zien als recycling? In een andere zin dan in het vroege Christendom. De techniek is alweer een eindje verder. Als wij het al dan niet verwoeste materiaal voor een positief doel gebruiken kan dat tegenwoordig een digitale, mediale vorm aannemen. Want dat moet je IS nageven. Ze filmen hun vernietigingsdaden wel en gebruiken het voor hun mediaoorlog en hun propaganda.

De diepere theologische grond voor de recycling is dat we weliswaar alle beelden van God moeten negeren of vernietigen, maar vervolgens moeten we God wel blijven vereren. En zonder beelden in brede zin kan dat niet, zonder gebouwen, plaatsen, figuren, iconen, noem maar op. Die beelden en hun verering moeten zich onderscheiden van de beelden die vernietigd zijn, maar waarom zou je het geen beelden noemen? En waarom zou je het gebruik van die beelden geen 'verering' noemen?

Ja, een verschrikkelijke gedachte... Het is onverdraaglijker dat de beeldenvernietiging een positieve daad is dan dat hij puur negatief is. Het lijkt of onszelf de grond onder de voeten vandaan wordt geslagen omdat wij graag geloven in het positieve zonder dat het wordt besmet door gruweldaden.

Tja, als troost zou ik nog kunnen zeggen dat het maar een gedachte is, dat de monumenten er waarschijnlijk nog staan en dat we altijd de foto's nog hebben... Maar de troost is te mager. Meer en meer schuiven onze dromen naar de virtualiteit, ze worden gemedialiseerd.

Maar ook dat heeft weer voordelen. We gaan misschien weer eens nadenken over Romeinse vernietigingspolitiek en zijn positieve gevolgen. In 70 n.Chr. verwoestte Titus de tempel van Jeruzalem. Een enorm karwei vanwege de dikke muren van die tempel. Helaas is dat nooit gefilmd, maar op het Forum in Rome staat wel de trotse triomfboog met beelden van de plundering op de reliëfs.

Ander positief gevolg: de diaspora. Dankzij de Romeinse gruwelverwoesting zijn de Joden uitgezwermd over de wereld en hebben ze die verrijkt met hoogstaande moraliteit en een uiterst diepzinnige cultuur, en dat doen ze nog steeds. En dan heb ik het nog niet eens over de kruisiging omstreeks 33 n.Chr. onder Tiberius van een loser die in de geschiedenis ook het een en ander teweeg heeft gebracht...

Er zal dus ooit een tijd komen, en ik besef best hoe verschrikkelijk en provocerend deze gedachte is, en hoe cynisch ze klinkt - maar een filosoof hoort nu eenmaal tegen de gangbare mening in te denken -, dat onze nazaten IS dankbaar zullen zijn voor de verwoesting van de Romeinse monumenten en de verfilming daarvan.

vrijdag 22 mei 2015

Protect me from what I want

Want onze diepste drijfveer is de negatie. Van de negatie hebben we al vele voorbeelden gezien in de geschiedenis. Wat is bijvoorbeeld dialectiek anders dan de negatie zijn werk laten doen? We zijn opgevoed met de marxistische variant van de dialectiek of de conservatief-liberale variant die in Fukuyama zijn culminatie vond. Totdat hij zijn eigen visie weer ontkende - negatie gevoegd bij negatie.

Er bestaat ook een protestantse variant van de negatie. Daarbij moet je je wel realiseren dat ook Hegel een protestant was. Met zijn Aufhebung deed hij weinig anders dan de Lutherse negatie voortzetten met nog betere middelen. Maar toch, ga kijken in de Domkerk naar de uitgekraste gezichten op de fresco's en we staan weer oog in oog met onze diepste drijfveer: de gang naar God via negatie.

Maar ho eens, (ex-)katholiek! Je vergeet de via negativa van Thomas van Aquino! Ja sorry sorry, ik blijf maar corrigeren. Onze diepste drijfveer is inderdaad de via negativa. Via die negatie komen we bij een God die niet 'iets is', zoals Scotus Erigena het in de negende eeuw uitdrukte.

Goed, we zijn overtuigd. Maar er zijn uitwegen. De eerste is de idee dat het maar om abstracte dingen gaat. Wie maalt daar om, Thomas en de Fukuyama van 25 jaar terug? Abstract, ver weg, lang geleden. Hoezo 'onze diepste drijfveer'? Hoezo 'what I want'? Hè gelukkig. Onze wil biedt ons meteen een nieuw positief perspectief. Want onze wil wil steeds iets concreets. Of, zoals Nietzsche het zei: zelfs niets willen is nog altijd dat niets willen, het is de wil die staande blijft. De wil wil zichzelf en heeft ons eigenlijk niet eens nodig.

Dan nu de tweede uitweg: protectie. Bescherm me tegen de negatie! Maakt het iets uit tot wie deze smeekbede gericht is? Spreekt er niet een openheid uit die open blijft ook na de dood van God? En maakt het iets uit waartegen of tegen wie de bescherming gericht is? Is bescherming niet altijd goed, omdat ook het positieve kan veranderen in het negatieve en de bescherming de kans op neutraliteit biedt, en ons zodoende beschermt tegen de negativiteit?

Dat maakt deze spreuk zo ijzersterk. We voelen de kracht van de negatie, maar blijven tevens geloven in de twee uitwegen: de niet-abstractie en de neutraliteit. Sterker nog, zelfs wanneer ze in deze spreuk tegenover elkaar worden gezet behouden ze nog hun kracht. Protectie tegenover wil. Maar natuurlijk, het is ook de protectie die ik wil. Hoe ik de spreuk ook ronddraai, de wil blijft overeind om me te beschermen tegen abstractie. En daarnaast is de wil zelf ook protectie. De wil beschermt me tegen een groter gevaar, het niets, de dood, de verveling. Dus hoe je de spreuk ook ronddraait, de bescherming blijft overeind om me te beschermen tegen het grotere gevaar.

De spreuk heeft me nu al bijzonder veel opgeleverd. In een klap zijn we uit de abstractie en uit het nihilisme. Twee sporen liggen open om vanaf dit punt mijn weg te vervolgen:
  1. Het spoor van Nietzsche die niet de negatie maar de affirmatie voorop stelt. De bescherming zit bij Nietzsche in de moraal voor de zwakken en in de afwijzing van medelijden bij de sterken.
  2. Het spoor van Freud en Lacan die de negatie via de analyse, de betekenaars en de taal terugbrengen tot een nog oorspronkelijkere bevestiging. Het is dus de taal die het neutrale medium vormt dat we nodig hebben en die ons beschermt tegen het vergeten.
De spreuk 'Protect me from what I want' stond geplakt op een agenda, Latijn voor 'wat gedaan moet worden'. En inderdaad, zo kun je de spreuk ook lezen, alsof je het spoor Nietzsche verenigt met het spoor Freud. De spreuk herinnert me aan wat ik allemaal moet doen en brengt me zodoende bij wat ik nog liever wil dan mijn wil, bij mijn werk als pure bevestiging.

http://www.squidlondon.com/squidlondon/wp-content/uploads/2012/07/mary-poppins-1964-06-g-680x512.jpeg




woensdag 13 mei 2015

Zie het dan maar als een investering

Ramsey Nasr heeft voor een opleving gezorgd onder mijn collegae classici. In De Standaard schreef hij over het rendementsdenken dat alles kapotmaakt wat onrendabel wordt gevonden, en iedereen die het las zag daar plotseling zijn beroep of vak staan: geschiedenis, okee, kunst, goed, filosofie, aha, klassieke talen, wáát??? Ja, dan schrik je echt op. Heb je net een serie argumenten verkocht aan ouders en kinderen waarom je al die moeite zou stoppen in klassieke talen, en dan dit. Halbe Zijlstra, De Naam Die Niet Genoemd Mag Worden, zelfs niet door Nasr.

Goed dat we opschrikken. Goed dat Ramsey weer van zich laat horen en dat we nu weten dat hij ooit overwoog om klassieke talen te gaan studeren. Maar goed, hij kon ook BN'er worden, en dat is effe een tikkie meer onder de schijnwerpers. Hé, Anton, niet zo cynisch! Ramsey is ook een dichter! Ja, ... onhandig bloesemend ... nog steeds een van mijn favoriete titels. De gedichten ben ik vergeten, ik weet alleen dat ik ze ademloos uitlas en wist dat er golven gingen tussen die taal en mij. Sindsdien ben ik extra onhandig en ruik ik overal bloesem, vooral in de onhandigheid van wie ook.

Maar goed, nu dan de opinie. Ook daar was ik aanvankelijk cynisch over. Fijn, dat protest, maar dat klinkt al duizenden jaren en het is erg goedkoop om het zowat als je eigen uitvinding te presenteren. En iedereen weet dat het rendementsdenken doorgaat. Laten we net als Aristoteles, Jezus en Marx proberen iets meer te begrijpen van die logica dat alles wat je geeft met vermeerdering moet worden teruggegeven. Woekeren met je talenten, dat zal toch een gedachte zijn waarvoor onze Ramsey toch niet totaal ongevoelig zal zijn?

Maar de waarheid - kleine w - was nog cynischer dan ik dacht. Of was het ironie, en wat is het verschil dan? Hoe dan ook, Ramsey eindigt in zijn voorlaatste zin met
"En ik snap heus wel dat dat geld kost. Maar beschouw het als een investering."
Zo'n zinnetje kom je niet meer te boven, tenzij je al je emotionele en verstandelijke krachten inzet. Ramsey Nasr valt pas vlak voor het einde neer, zoals vroeger alle voetbalteams neervielen voor de Duitsers. En zoals de Duitsers in de oorlog vlak voor het einde vielen voor de geallieerden, trouwens.

Kortom, Ramsey Nasr heeft iets kinderlijks over zich. Iets ontroerends, iets onhandig bloesemends.

Totdat ik vanochtend wakker werd en zag dat Jesse Klaver fractievoorzitter was geworden van mijn partij, Groen Links. Iedereen wist dat Bram van Ojik zichzelf zag als tussenpaus, maar nu achtte hij de tijd rijp en de kansen voor Jesse optimaal. Blijkbaar was Jesses uitnodiging van Piketty zijn examen, waarvoor hij dus is geslaagd. Mijn zegen heeft hij, inclusief de strijd tegen het rendementsdenken.

Mijn sympathie met Ramsey Nasr is nu ook ineens terug. Blijkbaar heeft de man een goede intuitie voor wat er gaande is in het land en welk woord de beste katalysator is. Rendement.

Welnu, mijn cynisme en ironie maken plaats voor sympathie, en wie weet wat nog meer in de toekomst.

Enkele vraagjes, beschouw ze als echo's van mijn gezeur:
  • Waarom vallen mensen toch steeds voor het do ut des?
  • Vanaf wanneer dateert die vervelende neiging?
  • Hoe kunnen we een nieuwe impuls geven en in de follow up het do ut des vermijden?
  • Hoe kunnen we met goed fatsoen de armen het rendementsdenken ontzeggen?
  • Hoe kunnen we Ramsey zijn investering gunnen zonder hem irrationeel te vinden?
  • Hoe kunnen we hartstochtelijk zijn en toch ons hoofd erbij houden?
Ramsey en Jesse, go for it!!

http://cdn.hpdetijd.nl/wp-content/uploads/2015/05/van-ojik-klaver-961x703.jpg 

zaterdag 9 mei 2015

De waarheid van Martin Sommers relativisme

Martin Sommer rekent vandaag in een op het eerste gezicht domme maar op het tweede gezicht slim geschreven bijdrage af met het postmodernisme. Hij maakt reclame voor Valkenberg die een pleidooi voert voor denken. Maar denken, dat is niet des Sommers. Hij wil graag laten zien dat het afzetobject van Valkenberg, het postmodernisme en het relativisme, nog steeds voortwoekert.

Ik heb Valkenberg nog niet gelezen maar voel me door Sommers erin bemoedigd dat je denkers niet hoeft te lezen om toch in een zin met hen af te kunnen rekenen. Zo ziet Sommer, die ik dus wel gelezen heb, over het hoofd dat het relativisme wel degelijk een waarheid is. De waarheid van het relativisme is dat er geen waarheid is. Het moet dus wel Sommers waarheid zijn. Een waarheid die hij niet ziet maar toch van hemzelf komt. Zijn onverdiende doelpunt, maar die tellen ook.

Volgende vraag zou kunnen zijn wat die waarheid waard is als hij wordt overdacht. Stel dat je toch werkelijk eens gaat nadenken. De waarheid van Sommer lijkt heel erg op die van Aristoteles. Aristoteles zei over de ideeën van theoretische filosofen: ze trekken niet de consequenties uit wat ze beweren. Beweren ze bij een diepe kuil dat die niet bestaat, dan zullen ze toch eromheen lopen. Daarom kun je maar beter niet te ver af bewegen van de taal, van wat mensen zoal zeggen.

Sommer citeert Dawkins die de relativist ontmaskert als hypocriet: 'Geef me een cultuurrelativist op 10.000 meter hoogte en ik toon je een hypocriet'. Daarom bekent Dawkins zich tot de op zekere hoogte algemeen erkende waarheden, zoals E=mc2, en ongetwijfeld zou Sommer dat ook doen als hij zou nadenken. Maar je bekennen tot erkende waarheden is nog geen denken. Sommer zou dat met me eens zijn als hij zou nadenken.

Daarom heeft Sommer gelijk, ondanks zichzelf, en zou hij dat gelijk ook moeten gunnen aan denkers. Waarheid wordt pas interessant wanneer je erover gaat nadenken. Soms komt de waarheid dan zelfs in zicht.

http://cdn.xump.com/Emc2TShirtEinstein-300B.jpg



zaterdag 2 mei 2015

Between the Blinds

Soms praat ik gemakkelijk over individualisme. Maar eigenlijk weet ik ook gewoon niet wat het is. Ik ben blind. Jongeren en een land die niet voorbij de nauwe grenzen denken zijn misschien wel de wegbereiders van een nieuwe samenleving, waarin de zorg voor de ander beter wordt gerealiseerd dan in de onze.

In de krant een ontroerend maar ook verhelderend verhaal over de Gambiaan Jabbi. Zijn neef was verdronken bij de overtocht naar Italië. Hij wilde er werken in legale banen en geld naar huis sturen. Jabbi zelf blijft gewoon leraar in Gambia. Hij hoort leerlingen nu al praten over de oversteek. Die leerlingen zijn doof voor zinnige argumenten. Je kunt hun nog zo vaak vertellen dat ze in Libië worden opgesloten en gemarteld, onderweg op zee zinken, en als ze al aankomen in een opvangkamp terechtkomen. Doof en blind zijn ze, die leerlingen.

Heb je niet blindheid nodig om je immuun te maken tegen risico's, en ze daardoor beter aan te kunnen? Soldaten in de Oudheid dronken zich voor het gevecht moed in. Bij de strijd zelf maakten ze een ongelooflijk kabaal. Bevelen van hun leiders kunnen nauwelijks hoorbaar zijn geweest. Ze waren doof en blind.

http://www.ravensheadtheatregroup.co.uk/wp-content/uploads/Teiresias-Attendant.jpg




Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag

Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...