vrijdag 3 juli 2020

Ik leg het je nog één keer uit

Bijna geen woord richt meer schade aan dan uitleggen. Hoezo? Dat zal ik je uitleggen.

Een of andere Franse filosoof heeft een keer uitgelegd dat je de ander dom maakt als je iets aan hem uitlegt. Je stelt jezelf automatisch in de positie dat jij het weet, en de ander niet.

Leerlingen staan mede daarom een beetje dubbel tegenover uitleggen. Aan de ene kant is het verslavend. Hoe meer uitleg hoe beter, en zelfs dat is niet genoeg. Een goede leraar is een leraar die goed en veel uitlegt. Aan de andere kant is die uitleg te veel. Een leraar die uitlegt activeert niet, hij doet het werk wat eigenlijk de leerling zelf moet doen om zich de stof eigen te maken. Daarom heeft de leerling het volste recht om uitleg te willen, en bij de uitleg uit het raam te kijken. De leerling begrijpt in al zijn domheid wat er fout is aan uitleg. Het is altijd te weinig en altijd te veel.

Ik nader de grenzen van deze blog, en je begrijpt nu beter waarom.

Een schrijver of leraar heeft altijd iets arrogants. Zhij is een betweter. Dat heeft zhijzelf ook wel door, en mede daarom legt zhij zo graag uit. Een leraar heeft vanwege zijn arrogantie heel wat uit te leggen.

En in jouw domheid schuilt dus een wijsheid die ons tot waanzin kan drijven. En ik kan het weten, want ik ben hier de schrijver.


vrijdag 26 juni 2020

Gewring

Nu ik voorlopig gestopt ben met filosofie, valt me op dat er nog een stuk leven overblijft. Dat lijkt een beetje op de bekende formule dat je nog een stuk maand overhoudt als het geld op is. Het geeft enerzijds een hoop vrijheid, anderzijds niet het soort vrijheid waar je geld voor nodig hebt, of in mijn geval filosofie.

Er wordt verschillend gedacht over de verhouding tussen filosofie en leven. Je hebt de School of Life, de filosofie volgens Alain de Botton en de levenskunst, waar ik altijd argwaan voelde opkomen. De filosofie wordt een soort slaafje om je te helpen op de goede manier te leven, om alles uit het leven te halen wat erin zit. Maar jongens, het leven is er hoe dan ook, of je er nu iets uit haalt of niet. Het wordt allemaal zo religieus!

Hier doet zich een kleine rimpeling voor. Die hele religieuze aanbidding van het leven, waar overigens ook mijn held Agamben volop aan meedoet, die verraadt een soort slaafsheid die ons ineens kan tegenstaan. Misschien is het een stukje eerlijker om terug te vallen op de existentialisten met hun literaire pendanten, zijzelf (Camus, Sartre) of zonder filosofie (Beckett). Het leven heeft iets walgelijks, het trekt zich niets aan van onze verering, het gaat hoe dan ook door, zelfs als we eruit zouden stappen.

Misschien denken we te automatisch dat we moeten terugwijken voor deze ontluistering. Zoiets zag ik ooit bij de Russische denker Solovjov, die zei: als je op het punt staat zelfmoord te plegen, dan kun je er achter komen dat je die hele toewijding ook in het leven en in de ethiek kunt steken. Als je dan toch iets wil doen, doe dan iets goeds. Camus is iets meer van: ja, je kunt me wat. Doe dit, doe dat, nooit is het adequaat, absurd blijft het. En hij stierf door een absurd auto-ongeluk, waardoor je bijna weer gaat denken dat dit ook weer betekenis heeft.

Er blijft iets wringen. En wringen blijft het. Je kunt er iets uit proberen te wringen, maar het wringt net zo goed iets uit jou. En dan blijft er misschien niet zo heel veel over. Er blijft iets over, maar misschien niet heel veel. Zo las ik in de krant het verhaal van de man die zeer levenslustig was, maar vlak voor zijn pensioen overleed aan corona. Voor hem bleef er dus niets over, ook dus geen gewring, maar wel voor zijn nabestaanden.

Zo ben ik geneigd het nu te zien, er is zin, er is leven, en er is gewring tussen beide. Het is een beetje te dit, een beetje te dat. Of heel veel daarvan, over de top of ver eronder. Het is maar de vraag of denken je iets brengt als je hierover denkt. Misschien moeten we denken meer zien als een andere naam voor dit gewring. Ik zie een dweil, een spons of een inktlapje. Allemaal visioentjes die op een of andere manier weer iets plooien en geplooid worden, met een beetje pijn en moeite, of met een milde lach. Dat kan ook, als je maar lang genoeg onder een boom zit, kun je uit het leven een milde lach wringen.

Leifheit wringmop met huls
 

maandag 22 juni 2020

Tegen de filosofie

Er zijn tien redenen waarom we niet moeten doorgaan met filosofie:

1. Filosofie maakt mensen arrogant.

2. Als je praat over filosofen voelen mensen zich dom.

3. Filosofie is sinds Plato verzwakt, en de logische consequentie is verdwijning.

4. Filosofie levert niets op.

5. Als je nadenkt, moet je verder nadenken, en benader je dus het einde van het nadenken.

6. Filosofie leidt af van de dingen waar je vrienden het over willen hebben.

7. Filosofie is ingehaald door de feiten.

8. Filosofie brengt je van logica naar poëzie.

9. Filosofie is een institutie, en die moet je met kritiek bejegenen.

10. Filosofie maakt alle relaties kapot.


donderdag 7 mei 2020

J'accuse

Arnon Grunberg heeft gezegd dat we elkaar niet meer moeten veroordelen omdat we bij een groep horen. Dat heeft indruk gemaakt. Parallel daaraan heeft de koning gezegd dat we niet meer moeten wegkijken als er iets gebeurt zoals de vervolging van de Joden in de oorlog. Ook dat heeft indruk gemaakt. Grunberg is nu koning en de koning schrijver.

Vanochtend stond er een brief in de krant van een mevrouw die Aleid Truijens bekritiseert om haar column waarin ze zestigplussers had opgeroepen zich te schamen, omdat ze het gedrag van jongeren bekritiseren. Truijens moet die toespraak van Grunberg nog maar eens goed lezen, al was het alleen maar om te ontdekken hoe giftig woorden kunnen zijn.

Ik probeer hierover na te denken. Ja, woorden zijn giftig, lees bijvoorbeeld Phaedrus van Plato. Woorden zijn tegelijk geneesmiddel en gif. Ook woorden die geneesmiddel zijn, zijn giftig, en ook giftige woorden zijn geneesmiddel, farmakon.

Hoe kunnen we het gif in de woorden van Grunberg ontdekken? Misschien ziet Grunberg dat gif zelf als hij ziet hoe zijn mooie woorden worden gebruikt om Truijens te beschuldigen die .. beschuldigt die... etcetera. De cirkel zal weer bij hemzelf uitkomen. Maar dat is ook wel weer goed, want zo zien we hoe woorden hun werk doen. Hoe schrijvers en koningen worden ingezet als wetgevers. Wat naar ik vrees ongelezen blijft is de twijfel waar deze mannen mee zitten, überhaupt dat ze ergens mee zitten.

Dat geldt natuurlijk ook voor de briefschrijver. Ik ben er niet in geslaagd de twijfel te zien tussen de regels van haar beschuldiging door. Anton, j'accuse!

J'accuse (2019) recensie, Roman Polanski - Cinemagazine

maandag 9 maart 2020

Jezelf tot zwijgen brengen

Soms zoek je zo snel mogelijk de extremen. Vooral intellectuelen hebben er een handje van. Ze zoeken de grenzen op van wat we kunnen weten, van de tijd die je in iets kunt steken en het lef dat je toont om iets te zeggen tegen iedereen in. Ik ken die neiging van binnenuit.

Je wordt teruggefloten. De zwakste optie is dan dat je je beroept op je recht op vrije meningsuiting. Je mag rustig je mening uiten, maar kijk waar dat toe leidt. Het leidt tot twitter en blogspot. En vervolgens op een soort geweld waardoor de ander zich de mond gesnoerd voelt.

Dat zou dus centraal moeten staan. Mijn geleg voor nu is: elk geleg is het snoeren van monden. Dat maakt ons nederiger ten opzichte van de optie om te zwijgen. Dat is misschien geen gelukkige optie, maar we komen er dichterbij wanneer we zien hoe de ander doorziet dat mijn geleg nergens op slaat en het geleg van de ander tot niets terugbrengt.


zaterdag 15 februari 2020

Schoonheid door decadentie - La grande bellezza in herhaling

Rome kan niet zonder decadentie. Het kan best zijn dat de oude keizers het niet zo bont bakten als Suetonius en Tacitus ons wilden doen geloven. Maar dan zegt het toch misschien wel iets dat wij die leegte zo graag zien. En dat is niet per se positief bedoeld. Ik ben opgevoed met de Limburgse uitdrukking 'Doe bis mich ooch unne leage', waarbij leag gelijkstaat aan verachtelijk. Gisteren volgde ik mijn oude docent Joop Smit in zijn ervaring van leegte als hij langs de drukke weg Rome binnenwandelt. Vandaag probeer ik nog een stapje verder in die leegte te duiken, voordat ik morgen weer het echte Rome betreed, onder het motto Quo vadis.

De decadentie kleefde Rome wellicht al aan vanaf de stichting. Of zelfs van ervoor, als we Vergilius tot ons door laten dringen. Aeneas mag dan wel loyaal zijn gebleven aan de goden en zijn opdracht om de huisgoden van Troje naar Italië te brengen, daarachter ligt de suggestie dat hij in Carthago de vrouw van zijn leven in de steek laat en daarmee de mogelijkheid diverse oorlogen te voorkomen. Voor Romeinen lag evenals voor Grieken de Gouden tijd in het verleden, en kon het in de toekomst alleen maar minder worden. Optimisme onstaat wanneer iemand belooft de oude deugden van eeuwen eerder te laten herleven, zoals Augustus, niet doordat hij iets nieuws brengt. Res novae is de naam voor oproer en wanorde.

Wil je de eeuwige stad zien zoals ze is, dan moet je die decadentie dus voor lief nemen. Dat is wat eigenlijk pas goed tot me doordrong toen ik La grande bellezza de tweede keer zag. Jep Gambardella kan wel mopperen op alles en iedereen, hij is tegelijk onze gids, onze Vergilius door het purgatorio van Dante. Voor mij opent zich nu de vraag naar de toerist, het thema dat ook Leonard Pfeijffer in zijn roman bezighield, zij het met andere antwoorden. Wat betekent het dat in deze film de toerist tot belichaming van de zuiverheid wordt verklaard? Vorig jaar had ik er moeite mee de positie van toerist in te nemen. Wel vermoedde ik toen al dat ik langs die weg een ervaring van armoede kon opdoen, al klinkt dat gek bij alle comfort en oppervlakkigheid. Vergeleken met thuis heb je veel minder nodig, je roept af en toe het nummer dat je in de groep bent, je keft hoestend jezelf wakker, veel meer heb je niet.

Ook Sorrentino is in de ban van de armoede. Hij eindigt er zijn film mee, als de oude zuster Maria Rome bezoekt en uitlegt waarom ze zo gesteld is op het eten van wortels. Wortels zijn belangrijk voor het leven, (of zoiets,) zegt ze tamelijk nietszeggend. Met haar laatste krachten beklimt ze op haar knieën de Scala Sancta. Eigenlijk doet ze daarmee wat ook de favoriete bezigheid is van onze scholieren: trappen opgaan, al is het niet op hun knieën, (maar vorig jaar wel een leerling met krukken) om ergens een hoog punt te bereiken, waarbij ze wellicht een bepaald soort schoonheid verwachten, die van het panorama. Denk ook aan Mulisch, die zijn ontdekking van de hemel via diezelfde Heilige Trap laat verlopen, ook al door gymnasiasten.

Maar die schoonheid dus. Niets lijkt zozeer verbonden met uiterlijk vertoon en decadentie. Toch is het waar Jep naar op zoek is, werkelijke schoonheid in plaats van afleidende bijzaken. Als een oude vriend hem meeneemt naar een stripclub waar diens dochter danst, dan is Jep echt niet geïnteresseerd in het schouwspel dat de kijker wel ziet. Hij wil het als een kans zien om echte interesse te tonen in die dochter, die hij de dagen erna op sleeptouw neemt. De suggestie dringt zich op dat Jep zelf de echte schoonheid gaat zien als hij die aan Ramona toont: docendo discimus. Daarbij is er tussen de regels door al een les geleerd: als je je leven in het teken van schoonheid stelt, dan mag je je niet hechten. Ramona verdwijnt na een paar dagen ook weer ongemerkt uit de film.

Het conflict spitst zich nu toe op de wortels. Is de geleerde les van de onthechting niet in strijd met de les van de oude zuster Maria, die alleen nog maar op worteltjes knabbelt? Welke diepere les zit er verborgen in deze tegenspraak? De zuster lijkt iets heel verstandigs te zeggen over haar armoede: 'Over armoede spreek je niet, daar moet je in leven.' Wij op onze beurt kunnen haar zelfs als ze dit zegt niet anders zien dan als een oude Sibylle met wijze lessen. Het is dan ook tegelijk belachelijk en waar zoals haar woordvoerder reageert: 'Prachtig gezegd!'

We zouden ook kunnen zwenken naar het Symposion van Plato, waar eveneens een wijze vrouw optreedt, die Sokrates lessen leert over liefde en armoede. Maar liever kijk ik de slotscènes nog eens, want Sokrates heeft zelfs in Symposion niet het laatste woord (maar de dronken, decadente Alkibiades). Jep keert terug naar de plaats waar lang geleden zijn vriendin hem haar borsten toonde. Daarna verliet ze hem, terwijl haar latere echtgenoot aan Jep vertelt dat zijn vrouw van Jep hield, niet van hem.

Ik leer dus de volgende les. Jep wil graag wortelen in zijn leven, dat hoe dan ook het leven van het decadente Rome is. Zijn schrijverschap is een truc zoals zijn vriend een truc gebruikte om een giraf te laten verdwijnen uit de thermen van Caracalla. Jep weet pas op het eind dat de echte schoonheid zeldzaam is, en verborgen ligt onder het eindeloos gebabbel, het blabla. De dood is zijn helper geworden. Hij is minder geïnteresseerd in afleiding en wil meer doordringen tot de essentie.

'Waarnaar hebben we zitten kijken?' zou Matthijs van Nieuwkerk nu nog kunnen vragen. Is de film ook een truc, evenals ons schoolreisje morgen? Jazeker, zoiets heb je nodig, want er kan altijd een moment komen dat je meer wil, meer dan de plaatjes, het gebabbel, de schijn. Van onder die deken kan er altijd iets opduiken, zelfs in Rome. Een gids is dan geen overbodige luxe, Maria, Jep of wie ook.

Afbeeldingsresultaat voor jep gambardella

vrijdag 14 februari 2020

Joop Smit lezen - Voorbereiding op Rome?

Leiden alle wegen naar Rome, of is het andersom? Over een paar dagen ben ik in Rome. Ineens verander ik in een verzamelaar van vooral e-books, en ik wil nog snel Italiaans leren. In de lijsten van de bibliotheek online treft me de naam van een docent van vroeger, Joop Smit. Hij vertelt in zijn boek zoals zovelen over zijn voetreis naar Rome, en daarnaast ook naar Santiago en Jeruzalem. Smit is een type die het helemaal niet erg vindt dat hij zo gewoon is. Het bescheiden voetstuk waarop hij stond, als docent en priester, verlaat hij zelfs nog, en hij wordt gewoon een oude man met een rugzak.

Achteraf bezien had Joop Smit op mij een enorme invloed. Hij deed namelijk aan close reading. Dat klinkt ook alweer zo gewoon, want is niet elk lezen close reading? Bovendien hing Smit een bepaalde benadering aan, de 'receptieanalyse'. De betekenis ontstaat meer in het lezen dan in het schrijven. Het hangt voor mijn gevoel nauw samen met retorica, want de lezer probeert die lezer natuurlijk vooral te overtuigen omdat hij ook wel aanvoelt dat die de betekenis evenzeer bepaalt als hijzelf, of nog meer. Mede dankzij Smit heb ik een enorm vertrouwen in het volgen van een tekst, op zoek naar details en verbindingen die niet kunnen worden gereduceerd tot bedoelingen en context, maar die bovenal mijn avontuur vormen, mijn weg.

Laat ik er nog een schepje bovenop doen, qua invloed op mij. Het boek dat we met een klein groepje theologiestudenten lazen was eigenlijk een brief, de Galatenbrief van Paulus. Die Paulus is geen sympathiek figuur, en tijdens het lezen werd dat alleen maar erger. Hij beriep zich op zijn relatie met Jezus die hij nooit had gezien in conflict met diens discipelen, en probeert hen te overdonderen met bezwerende taal. Pas veel later las ik de boeken over Paulus van Badiou en Agamben, het startpunt overigens van de filosofische weg waarop ik me nu bevind. Daar gaat het evenmin om de vraag of die Paulus nu wel sympathiek is of niet. Ik lees het boek van Agamben als een extreme close reading van het begin van de Romeinenbrief, waarbij je doorkrijgt dat al onze ideeën over universaliteit, zeg maar ons politieke humanisme, in de lijn liggen van Paulus, en tegelijk door hem al van een extra laag zijn voorzien waarmee we ook nu nog ons voordeel kunnen doen.

Even terug naar Smit. Die had niets met filosofie, hij zoekt liever de stilte en het mysterie. Het is een eenvoudige man. Hij liet zich deels meevoeren met het aggiornamento, realiseert zich ineens dat dit deels neerkomt op conformisme, aanpassing aan een samenleving die ironisch genoeg zelf weer nieuwe levensvormen zoekt. Toch wil Smit niet terugvallen in conservatisme. Hij blijft liever onderweg, en lijkt dus zijn bestemming te hebben gevonden in zijn rol als pelgrim. Tijdens het lezen miste ik een beetje de oude Smit, de lezer, de nauwkeurige lezer. Pas als hij bijna in Rome is, vergelijkt hij zijn wandeling met een spannend, goed boek dat je bijna uit hebt. Je bent blij met dat boek en vindt het jammer dat het bijna uit is, en je weet al dat je in die leegte aan het vallen bent. De oplossing ligt voor de hand natuurlijk, gewoon weer een nieuwe tocht maken.

Lopend langs het vreselijke laatste stuk langs een drukke weg, voegt Smit er nog een interessante gedachte aan toe. Rome is niet het doel, maar een middel. Normaal kom je deze gedachte in een iets trivialere vorm tegen: niet het doel, maar de weg is het doel. Ja, maar wat is dat doel dan wel? Een middel dus. Ik herken deze gedachte in mijn rol als docent. Cijfers zijn voor leerlingen heilig, en juist daarom hanteren wij docenten die cijfers als middel om de leerlingen te motiveren. Rome is dus ook zo'n middel. Niet zelden kiezen leerlingen voor het gymnasium mede omdat ze dan naar Rome mogen. Onze schoolleiding begrijpt daar niets van, en nu is de Romereis een keuze die ook openstaat voor niet-gymnasiasten. Dat kun je ook wel positief duiden: de magie van Rome straalt zelfs uit naar niet-gymnasiasten, de verplichte toets over Rome hebben ze vol overtuiging gemaakt.

Inmiddels zijn we in de filosofie beland. Het doel is eigenlijk een middel, en het middel, wandelen naar Rome, is het doel. Doel en middel zijn nu zo grondig verward dat we ons uitgeleverd voelen aan
een mysterie waarin we de essentie niet meer kunnen onderscheiden. Agamben heeft er een oplossing voor bedacht die hij zowel bij Aristoteles als bij Paulus terugvindt, het gebruik. Paulus: vraag je niet af of je slaaf moet blijven of vrij mens moet worden, maar maak gebruik van de toestand waarin je je bevindt. Mijn toestand: beetje ziek nog, docent, op weg naar Rome, maar ook lezer. Ik lees comfortabel mee met Joop Smit en hef de tegenstelling op tussen wandelen en lezen. Close reading, in real time, en de lezer heeft het laatste woord, en wel door te lezen.

Afbeeldingsresultaat voor via trionfale


  


vrijdag 7 februari 2020

Praten zonder wollen draadje - Kennismaking met Harari

Harari vult ons brein, of hackt hij het? Hoe dan ook, ik heb slecht naar mijn wiskundige broer geluisterd die me Harari al aanraadde, en nadat mijn wiskundige collega me er nog eens op wees, kwam ik er steeds moeilijker onderuit. Ik keek in elk geval maar even naar de uitzending waardoor ik gisteravond alvast met mijn biergroepje kon meepraten.

Ook las ik een oudere, kritische column van filosoof Ger Groot over Harari. Groot leest filosofen die ik ook lees, zoals Derrida, zodat ik Harari beter zou kunnen plaatsen. Eigenlijk vind ik dat nogal laf van mezelf. Je moet met open vizier zelf luisteren, en liefst zelfs zonder vizier, het is verdorie geen oorlog of afrekening. Bij deze beloof ik u dat ik in de serie Ideeën over Harari zal schrijven nadat ik hem heb gelezen. Lezen is wel het minste wat je moet doen als je in gesprek over een filosoof wil gaan.

U kent mijn ongeduld, en daarom hier al een poging een punt te stelen naar aanleiding van de uitzending bij Van Dis.

Dat punt lijkt ogenschijnlijk op dat van Ger Groot. Die ergert zich eraan dat dingen als nieuw worden gepresenteerd die eigenlijk al heel oud zijn. Maar daarmee komt hijzelf toch ook weer dicht in de buurt van een aanbeveling van Harari zelf. Je moet het verleden bestuderen, niet omdat dit zich herhaalt (dat doet het namelijk bijna nooit), maar om de speelruimte te vergroten die je voor de komende decennia nodig hebt bij alle aanvallen op onze vrijheid.

Ik verschil dus (nu al!) van mening met Groot, omdat ik me niet erger aan Harari en het op dit punt voor een groot deel met hem eens ben. Wel zou er een probleem kunnen opduiken als je die speelruimte beter wil begrijpen. De geschiedenis herhaalt zich niet, maar het is waarschijnlijk wel zo dat we bewegen binnen kaders die lang geleden zijn vastgelegd, en dat we ons bij het zoeken van de speelruimte rekenschap moeten geven van die kaders. Maar goed, dat begrijpt Harari ook wel, hij stort zich niet voor niets op de religies.

Het punt waar ik meer van verwacht is dat we nu aanlopen tegen de ontdekking dat ons hoofd wordt gevuld, bezet, gekoloniseerd, of met een nog modieuzere term: gehackt. Van Dis maakte er al grapjes over in zijn programma, hij moest zijn hoofd niet scheef houden want dan liepen de ideeën er weer uit. Maar zijn suggestie was duidelijk: Van Dis vond het fijn, zelfs fascinerend, dat zijn brein was gehackt door Harari. Dat maakte het ook weer makkelijker om naar de fles te grijpen. Als we ons laten vollopen met ideeën en alcohol zijn we eindelijk van die verdomde hersencellen af die ons zo hinderen.

Toch kan Harari dat nooit zo bedoeld hebben. Hij zocht juist naar speelruimte voor vrijheid, dus ik neem aan dat Van Dis een belangrijk punt heeft gemist.

Misschien brengt het enige verheldering als ik u de associatie noem die ik bij dat vollopen had. In het boek Symposion van Plato wordt verteld hoe de filosoof Sokrates met anderen op bezoek gaat bij vrienden, en weer eens veel te laat komt, als het eten al half op is. De gastheer Agathon heeft eerder een prijs gewonnen voor een tragedie die hij had geschreven. Als hij Sokrates ziet, zegt hij: 'Hierheen, Sokrates! Kom naast mij liggen! Door u aan te raken kan ik dan ook mijn voordeel doen met de knappe vondst die u is ingevallen.' Sokrates reageert met zijn gebruikelijke ironie: 'Agathon, dat zou wat moois zijn, als geleerdheid iets van dié aard was dat ze, zodra we elkaar aanraken, van de vollere in de legere ging overvloeien, net zoals water in bokalen dat door middel van een wollen draadje wordt overgeheveld van de vollere in de legere. Als het ook zo met geleerdheid staat, dan heb ik er veel voor over om naast u aan te liggen: want dan, denk ik, zal ik me van u uit vol laten lopen met een massa heerlijke geleerdheid.'

Maar gaat het wel om ironie? Is Sokrates erop uit om Agathon op het verkeerde been te zetten zodat hij hem met judotactiek omver krijgt met minimale inspanning? Ik denk het niet. Agathon is een tragediedichter, en Sokrates is als filosoof niet alleen maar tegen tragedies. Vaak wel, maar niet altijd. Soms zoekt Sokrates of zijn leerling Plato naar contact met verhalen, of gebruikt hij zelf verhalen, zoals ook in dit geval, met de vertelling over het symposion, het drinkgelag. Het ligt dus veel complexer dan dat. Het wollen draadje is dus misschien een misplaatste metafoor. Het gaat er niet om dat we kiezen voor het volste brein en daar onze techniek op afstemmen. Het gaat erom, om in de gesprekken samen te ontdekken waar ruimte is voor eros en voor nadenken.

Daar mag ook best drank bij, zoals gisteren met mijn biergroep. Of we maken, zoals Harari zelf, ons hoofd regelmatig leeg. Het gaat niet om de middelen waarmee we een bepaald doel bereiken, maar om ruimte te ontdekken voor liefde (eros) en voor nadenken. Het gaat met andere woorden om een houding. Kan zijn dat Plato dat ooit al heeft bedacht en dat wij dat met of zonder Harari weer opnieuw aan het ontdekken zijn, maar dan weer anders. Maar als ik die man binnenkort ga lezen, zal ik daar dus op letten, op mijn houding en wat hij me erover kan leren, voor de 21e eeuw.


Afbeeldingsresultaat voor water via draadje


Beloofd en verteld - Overdenking op Prinsjesdag

Een prominent kenmerk van de (extreem-)rechtse wind is de samenzwering. Ze zijn altijd met zijn drieën en zweren samen tegen ook weer drieën...