Is daarmee de onderneming van Derrida mislukt om het unieke woord van Celan te maken tot iets dat ons allen aangaat? Of missen we gewoon het goede wachtwoord, het 'sjibbolet', om in de duistere kronkels van Derrida binnen te treden?
Misschien, wie weet. Maar ik begin ook beter te begrijpen waarom Derrida op Augustinus is gedoken met zijn 'circonfession'. Voor ons allemaal is het erg belangrijk om te belijden wie we zijn. Zo zijn we bijvoorbeeld een vrouw en geen Jood. Het is niet al te moeilijk om dergelijke belijdenissen te relateren aan de besnijdenis van het hart, waarmee Paulus zijn speciale Jodendom toegankelijk maakte voor de gojim.
Zelf zou ik nog niet zo'n belijdenis kunnen uiten, dat geef ik maar eerlijk toe. Ooit sprak Rabbi Jehoeda Ashkenazy me aan in de lift van de Uithof, en vroeg me of ik een Jood was. Want Simons leek hem wel een Joodse naam. En hoewel Simons een erg universele naam was, en ik tegen Ashkenazy heb ontkend, waren er zeker ook momenten dat ik dacht dat ik maar moest bekennen, om morele of filosofische redenen.
Lees ik Marjan Slob over Derrida, dan zou ik haar graag bijvallen en zeggen: ik ben een vrouw en geen Jood. Maar dat klinkt weer zo aanmatigend, alsof ik beschik over het wachtwoord om te treden in de kringen van vrouwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten