maandag 13 juli 2015

Etappe 10 - Het gelijk van de media

Het is inherent aan de techniek van de film evenals aan die van de sport, dat iedereen die getuige is van de prestaties die vertoond worden, een halve expert is. Je hoeft maar één keer een stel krantenjongens over hun fiets geleund de uitslagen van een wielerkoers te hebben horen bespreken om je van deze toestand rekenschap te geven. Niet voor niets organiseren krantenuitgevers wielerwedstrijden voor hun krantenjongens. Deze wekken grote belangstelling bij de deelnemers, want de winnaar heeft een kans van krantenjongen op te klimmen tot wielrenner.
Walter Benjamin - Over de film

In dit citaat worden ogenschijnlijk drie werelden bij elkaar gebracht: film, sport en kranten. Maar het kan evengoed zijn dat het om een wereld gaat, dat het een niet denkbaar is zonder het ander. Van kranten en wielrennen weten we hoe het zit. In 1903 organiseert werelduurrecordhouder en hoofdredacteur van sportkrant L'Auto-Vélo Henri Desgrange de eerste Tour. Sportkranten zijn nog steeds belangrijke sponsoren en houden de berichtgeving uiteraard onder controle.

Maar film? Het duurde lang voordat de Tour op tv kon worden gevolgd. En pas in de jaren '70 zag ik de eerste kleuren in een Touretappe bij een vriend thuis. Maar voor die tijd gingen mensen al wel naar de bioscoop waar ze verslagen van de Tour zagen. Natuurlijk kun je ook altijd live gaan kijken, maar dan zie je niets.

In den beginne waren er dus de media. Hebben we het over de essentie van de Tour, dan moeten we het over de media hebben. Laten we nu alvast vaststellen dat de media de zaak niet verdraaien. Misschien is het wel eerder andersom. De Tour zoals hij zich als het ware buiten de media presenteert verdraait de media.

Eens kijken hoe deze boude stelling zich verhoudt tot onze marxistische analyses van gisteren. En inderdaad, de werkelijkheid wordt opgeroepen door de schijnwereld van de sociale verhoudingen. Laten we bovendien het Shakespeare-citaat van Marx niet vergeten:
Ein gut aussehender Mann zu sein ist eine Gabe der Umstände, aber Lesen und Schreiben zu können kommt von Natur.
Come hither, neighbour Seacole. God hath blessed you with a good name: to be a well-favoured man is the gift of fortune; but to write and read comes by nature.

Er is dus iets natuurachtigs in lezen en schrijven, overigens precies datgene wat ik hier nu comfortabel op mijn bankje lig te doen. Hoe moeten we dat interpreteren? Much to do about nothing is een romantische komedie. Hij speelt zich af in Sicilië, waarvan overigens Vincenzo Nibali afkomstig is.

Lord Claudio van Florence wil trouwen met de dochter van de gouverneur van Messina, Hero geheten. Claudio raakt echter door verwikkelingen en verwarringen overtuigd van de ontrouw van zijn Hero en blaast het huwelijk in de kerk nog af. Hero houdt zich op advies van de priester vervolgens schijndood zodat haar naasten de waarheid kunnen uitzoeken. De schurk en bastaard Don John vervult hierin een negatieve hoofdrol. Zijn kompanen worden ontmaskerd, mede door toedoen van hoofdagent Dogberry.

Deze Dogberry is schijnbaar een nevenpersonage, maar mede vanuit het perspectief van de latere Britse detective-traditie, en vooral ook inspector Clouseau bezien, is hij de as waaromheen de plot en thematiek van deze komedie draaien. Zoals de titel al zegt, gaat het in deze komedie om onbeduidende zaken, zoals de beschuldigingen van ontrouw aan Hero. Maar in Shakespeare's tijd sprak je 'nothing' uit als 'noting', en ook daarover gaat het stuk. Iedereen, en vooral Dogberry, is bezig met afluisteren, spioneren, zaken opmerken. Daarnaast wisten de toeschouwers dat je 'nothing' kon opvatten als 'n -O-thing, 'an O-thing', dat wil zeggen een vagina.

Het aardige van het lezen en schrijven is dat het meegenomen wordt in Shakespeare's spelletjes met hoog en laag. Dogberry vraagt eerst aan de eerste wachter wie de 'constable' is. Dat zijn Otecake en Seacole, zegt deze, 'For they can write and read'. Dan complimenteert Dogberry Seacole, onderwijl suggererend dat hij aartslelijk is omdat je goede voorkomen een gave van het geluk is.

De dialoog gaat als volgt verder:

Second Watchman
Both which, master constable, --

Dogberry
You have: I knew it would be your answer. Well,
for your favour, sir, why, give God thanks, and make
no boast of it; and for your writing and reading,
let that appear when there is no need of such
vanity. You are thought here to be the most
senseless and fit man for the constable of the
watch; therefore bear you the lantern. This is your
charge: you shall comprehend all vagrom men; you are
to bid any man stand, in the prince's name.

Er volgen nog wat vermakelijke misverstanden. De wachters mogen bij hun acties vooral geen herrie maken, wat zij onmiddellijk opvatten als het advies om lekker te gaan slapen. Maar uiteindelijk begrijpen ze de opdracht om de wacht te houden bij Signore Leonato's deur.

Het zal wel aan mij liggen, maar het lezen en schrijven raken in deze replieken volledig verward met het goede voorkomen, de 'nature' met de 'fortune' en in tweede instantie evenzeer met de 'vanity'. Terugkoppelend naar Marx wordt de toch al moeilijke exercitie van Marx lezen gecompliceerd door de verwikkelingen van de romantische komedie. Het lijkt me dan ook begrijpelijk dat Marx in zijn citaat de zegen van God maar weglaat, ook al spreekt hij naar aanleiding van de ruilwaarde ook van 'metafysische spitsvondigheden en theologische grillen'.

Het natuurachtige van het lezen en schrijven blijkt bij nader inzien te moeten worden bevochten via de grillen en verwikkelingen van de komedie. Niemand die dat zo goed weet als Shakespeare en - in iets mindere mate - Marx. Maar ook Tourjournalisten weten dat. Op momenten dat ze ongetwijfeld zin hebben om te gaan slapen moeten ze voor de deur gaan liggen van de 'prins', van een wielerheld of de Tourdirecteur. Ze creëren 'much about nothing' door voortdurend alles op te merken.

Vanochtend vestigde journalist Bart Jungmann de aandacht op het lichtblauwe overhemd van Tourdirecteur Prudhomme. Onder Jungmanns pen verandert  dit overhemd van een uniform in een symbool van arrogantie en vervolgens in de kleding van een acteur die zijn eigenbelang opzij zet voor grotere zaken. 'Noting' en 'nothing', maar daarmee wordt de directeur neergezet die de Tour domineert.

De schrijvende pers en de film gaan hand in hand. Inmiddels heeft de film (Ventoux) zelf de rol van de romantische komedie overgenomen, maar heeft de tv de rol van de film overgenomen. Daar bepaalt het commentaar van de watchmen Ducrot en Dijkstra wat we zien en wat er gebeurt. Zonder televisie geen Tour.

Twee vragen komen nu op, misschien vragen van de filosoof.
Wanneer de schijnwereld van de media de relatieve of absolute waarheid over de Tour uitspreekt, kan de Tour zelf dan niet anders dan liegen en bedriegen?
En de tweede vraag: wanneer de journalistiek zoals Benjamin zegt beschikt over goddelijke almacht, moet dan ook de filosoof naar de grillen van de journalist dansen? Is de wielerfilosoof niet gewoon een wielerjournalist maar dan slechter geïnformeerd en slechter leesbaar?

Het gemakkelijke antwoord op vraag een is dat de Tour natuurlijk liegt. Alleen al de basisaanname van de sport dat iedereen met gelijke kansen aan de start staat is een volstrekte leugen, evenals de suggestie dat er een natuurlijk lichaam is dat de techniek als een middel gebruikt om de strijd te winnen. Hoe verder je duikt in al deze beelden en suggesties, hoe ongeloofwaardiger ze worden. Maar ze hinderen ons niet omdat de taal om dit evenement de verhouding tussen waarheid en schijn regelt, zoals Barthes met zijn mythologies zo leuk heeft laten zien.

Het probleem van dit antwoord is dat de Tour zo enorm zijn best doet om de waarheid en de natuur te acteren. Die enorme inspanning wordt vaak ondersteund door de media, vooral de tv. Eerder al signaleerden we dat de tv de Tour terugbrengt tot een mikrokosmos. Maar achteraf moet ik toegeven dat ik me heb laten bedonderen door de tv-beelden van Pinot met zijn geërgerde blik. De weergave als saaie, onbetekenende microkosmos is een techniek van de media in de beste tradities van het realisme. We moeten geloven dat deze Tourwereld natuurlijk is, kleinmenselijk, echt.

Met Marx zou je kunnen geloven dat deze enorme inspanning een teken is dat we de ruilwaarde buiten werking hebben gesteld. Het product resulteert hier uit pure arbeidsproductietijd. Een tijd die in de ploegentijd van gisteren gemeten werd met een seconde verschil over 28 kilometer. Alleen Dogberry hebben we dan nog om ons wakker te schudden en de waarheid als schijn te ontmaskeren.

Dan nu de tweede vraag. Is de journalist God zelf?
Herinneren we ons het scheppingsmoment van deze blogserie, het scheppingswoord van Bert Wagendorp, meester van de romantische komedie (Ventoux) én de sportjournalistiek, inmiddels ook van de overige journalistiek van de wereld. Hij tovert alle gebeurtenissen om in de romantische komedie van zijn columns. Hij is de Vader van zijn vele kinderen, onder andere van zijn dochter, hij is zowat Mart Smeets zelf maar zijn machtige blik reikt nog veel en veel verder. En tegenwoordig strooit hij ook af en toe wat filosofie door zijn teksten.

Zou het me lukken mijn onverzadigbare afgunst ooit te overwinnen, dan moet ik in mijn eigen ziel kijken en blijven geloven dat de filosofie iets kan zeggen over de journalistiek wat zelf niet journalistiek van aard is.

Het gevaar van deze onderneming is dat de filosoof ten prooi valt aan hubris, de mens die ten val komt omdat hij heeft geprobeerd de plaats van God in te nemen. Precies doordat de filosoof denkt boven de journalist uit te stijgen valt hij ten prooi aan de domheden van deze wereld, das Gerede, de massa, het volk en het allesnivellerende geld.

Misschien daarom kiest de filosoof, oog in oog met de domheid, liefst twee wegen tegelijk. Aan de ene kant zoekt hij naar vrienden en bondgenoten. Hij citeert dat het een lieve lust is. Cavendish, Wagendorp en Jungmann naast Marx, Barthes en Derrida. Hij belijdt betrokkenheid bij het spektakel, hij publiceert. Anderzijds zoekt hij binnen deze verkenning naar de eenzaamheid, naar het gesprek met zichzelf. Anders dan de journalist is de filosoof aan niemand verantwoording schuldig, zelfs niet aan God. Zijn eenzaamheid is een andere naam voor deze volstrekte onverantwoordelijkheid.

Misschien is, zoals ik al opperde, de filosoof ook in staat om op te merken, to note, als het ware, waarin de absolute eenzaamheid schuilt van de deelnemer en toeschouwer van de Tour. Inclusief de eenzaamheid van God zelf, dat wil zeggen de journalist.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...