dinsdag 21 juli 2015

Etappe 18 - Diner à deux

Hier in Berlijn heb ik geen uitzicht op de Gedächtniskirche. Ik zit er zowat bovenop. Het gebouw is eindelijk uit te steigers en vertoont weer in volle glorie zijn onafheid. Dat geeft een romantisch gevoel. De bommenwerpers waren dus romantische kunstenaars. Gisteren zag ik het Charlottenburger Tor met bovenop tamelijk groteske torso's. Alleen maar bovenlichamen van Griekse helden. En dan moet ik weer terugdenken aan die geweldige plaat van de groep Einstürzende Neubauten: Halber Mensch. In dat thema ben ik dus beland: halve gebouwen, halve mensen, de romantiek van het onvoltooide, het onaffe.

Dat komt wonderlijk overeen met het gevoel van Jos van Emden zoals hij het beschrijft in de Volkskrant. Van buitenaf hoor je de Tour als sirenenzang, van binnen voelt het anders:
Vrijdag was het 32 graden. Ik heb Robert nog twee uur uit de wind kunnen houden. Daarna was ik in één keer, pats, leeg.
Dat is dus het probleem met de filosofie waar ik gisteren bij was uitgekomen. Om de incarnatie van God in Jezus en de sacramentsprocessie te kunnen zien moet je beschikken over de juiste distantie, de esthetische blik. Ben je deelnemer of zit je er met je neus bovenop, zoals hier met de Gedächtniskirche, dan weet je nog steeds wel dat het gaat om dat mooie romantische geheel, dat zo mooi onaffe geheel. Maar het voelt niet zo. Het voelt niet eens romantisch. Het afzien is geen romantisch afzien. Van Emden kan niet eens meer lekker eten:
Eten is iets mechanisch geworden. Je moet het naar binnen werken.
Het is natuurlijk mogelijk om ook hier weer de esthetische afstand te winnen. Noem de ervaring van Van Emden subliem in plaats van mooi, en je kunt weer verder met je Tourervaring. Het sublieme (das Erhabene) is in Duitsland niet uitgevonden maar wel verhelderd door Kant:
Schön ist das, was in bloßer Beurteilung (also nicht vermittelst der Empfindung des Sinnes nach einem Begriffe des Verstandes) gefällt. Hieraus folgt von selbst, dass es ohne alles Interesse gefallen müsse. Erhaben ist das, was durch seinen Widerstand gegen das Interesse der Sinne unmittelbar gefällt.
 Het sublieme is dus niet iets in het object van beschouwing maar een ervaring van de kijker. We zien iets dat tegen ons indruist, de open wond van een renner, het mechanische eten van Van Emden. Niets in die wond of in dat eten is esthetisch. Het wordt dat pas door de manier waarop wij ernaar kijken.

Maar nu gaan we doorkrijgen dat we ons in een strictuur bevinden. Jos van Emden weet namelijk heel goed hoe het voelt om de Tour als vakantieganger te beleven en ervan te genieten. Alleen helpt het hem nu niet. Hij zit dus met twee ervaringen in hemzelf die botsen, elkaar oproepen en zonder elkaar niets zijn, het mechanische werk en het romantische gevoel.

Dat is wat zo misleidend is aan alle wielerverhalen over de schoonheid van het lijden, een schoonheid die ik in eerdere etappes ook heb bezongen ('pijn is fijn') maar die toch onaf is. Feit is dat het lijden van buitenaf fijn is en van binnenuit niet. En dat beide ervaringen samengaan in de geest van een renner.

Maar goed, niemand dwingt ons om aan te nemen dat die geest van de renner een zinvol geheel is, een identiteit. Dat de mens 'zwei Seelen in einer Brust' heeft is hier in Berlin zowat uitgevonden. En wat verderop, in Königsberg, lukte het Kant ook maar niet om zijn filosofische projecten tot een sluitend geheel samen te trekken. Integendeel, de rede brokkelde onder zijn blik uiteen in elkaar tegensprekende elementen. En even verderop maar dan de andere kant op nam Hegel maar aan dat je alleen nog van eenheid kunt spreken wanneer je aanneemt dat de tegenstelling een rationele vorm aanneemt, de vorm van begrippen die door elkaar tegen te spreken een hoger plan bereiken.

Kijken we naar de filosofie van Bachtin, dan kiest die van meet af aan voor de esthetische distantie om iets als een eenheid te kunnen beschrijven. Hij hoopt dat er in de beelden een zodanige dynamiek schuilgaat dat de tegenstellingen de esthetische ervaring van worden uitdrukken. Daarbij hoort ook de parodie van de sacramentsprocessie. De hofdame wordt bespoten en bepist door de hondenprocessie. Zo wordt ze ontdaan van haar verhevenheid en neemt ze deel aan het bestaan waarin hoog en laag elkaar voortdurend afwisselen.

Hoe kunnen we dit beeld, en daarmee dus ook indirect het urinegooi-incident, beoordelen nadat we het onderscheid tussen binnen en buiten hebben geproblematiseerd? Is het 'groteske lichaam', zoals Bachtin zijn uitbeelding van het lichaam in tegenstrijdigheid en wording noemt, een romantisch beeld of is het een ervaring waarin je voortdurend uiteenvalt in tegenstrijdige elementen?

Dat laatste zou je alleen al aan het leven van Bachtin zelf kunnen demonstreren. Hij schreef zijn filosofie in de context van de stalinistische cultuurpolitiek. Hij hield zijn tijdgenoten een beeld voor dat paste bij de dialectische marxistisch-leninistische ideologie. Tegelijk bleef Bachtin innerlijk een christelijk gelovige, en zag hij de parodie van de sacramentsprocessie zelf als een onderdeel van de incarnatie, de menswording van God.

Maar hebben we eenmaal het buiten en binnen geproblematiseerd (dankzij Jos van Emden) dan zouden we via Bachtin, en tegen zijn bedoelingen in, ook diezelfde incarnatielogica en ervaring kunnen aanwijzen in de stalinistische cultuurpolitiek. Dat is niet zo heel moeilijk. Het stalinisme borduurde voort op het dialectische materialisme. Dat veronderstelde volgens Hegel al de dood van God aan het kruis en de manifestatie van de geest in de geschiedenis. Die incarnatielogica ligt dus - historisch, genealogisch, logisch - ten grondslag aan het formele atheïsme van de sovjets.

Daar komt nog bij dat het stalinisme zocht naar krachtige symbolen die het volk konden aanspreken. Stalins vriend Maksim Gorki dacht ooit dat je die het beste aan de religies kon ontlenen. En zo zou je zonder ook maar iets te forceren de stalinistische cultuurpolitiek, met zijn socialistische realisme, kunnen beschouwen als de uitvinding van God. Een stervende en verrijzende God, belichaamd in de beelden van de cultuur, belichaamd in het socialistische en groteske realisme.

Bij het stalinisme is makkelijk inzichtelijk dat het gepaard ging met een ontzagelijk lijden dat ontzaglijk onromantisch was. Bij de Tour is dat minder evident. Maar dankzij de beschrijving van Jos van Emden hebben we even een blik in de binnenkant gekregen. Uiteraard staat het eenieder vrij om ook deze blik weer te romantiseren. O wat bijzonder, dat de renner zo moet afzien, wat is hij een geweldig voorbeeld, met zijn moraal voor onze moraal en ons moreel.

Ja, dat is de ene kant. De andere kant is dat de renner ons een kans biedt iets te zien van het onromantische lijden. Het mechanische eten. Het naar binnenschuiven van de vereiste calorieën. Terwijl de renner liefst zijn eten naar binnen werkt via een infuus is hem dat verboden omdat de Tourorganisatie, lees: de media, liefst een 'natuurlijk' lichaam zien. Een lichaam dat eet in plaats van spuit.

En zo worden we binnengetrokken in een rationalistisch, formalistisch gebeuren. De etappes worden afgewerkt door de renners met hun knechten, de torso's, de halbe Mensche.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...