zondag 12 juli 2015

Etappe 9 - Alles van waarde is ruilbaar

Lidewey van Noord heeft me in haar column de ogen geopend voor de werkelijkheid waarnaar we gisteren zaten de kijken. Schijnbaar was het een stormloop op de Mûr de Bretagne, maar in werkelijkheid was het een training van BMC voor de ploegentijdrit van vandaag. Het was dus geen ramp dat de inspanningen niet loonden en Tejay de etappe niet won. Vanuit onze filosofie hadden we trouwens al enige afstand genomen van de waarde van de overwinning. De essentie van de Tour krijgen we echt niet te pakken wanneer we alleen naar de winnaars kijken.

Het was even de vraag of er uberhaupt wel een essentie van de Tour bestond. Eenmaal in Nietzsche beland leek het denken bij voorbaat onder te plonzen in de wereld van de schijn en slechts met hulp van een analytisch ingestelde Oostenrijkse filosoof hebben we het denken ook bij Nietzsche kunnen redden uit de klauwen van de amor fati, omdat de eeuwige wederkeer niet alleen de vorm aanneemt van de daden, maar ook van het beeld van die daden en de gedachte. Nietzsche had er wel aan toegevoegd dat het wiel van de Grund, van het fundament, niet daartussen rolt. Maar als we een ander wiel kiezen moeten we met een beetje geluk zoiets als een essentie weer op het spoor kunnen komen.

Onder inspiratie van mijn zus Mieke, die ik gisteren werkelijk heb gezien, kwam ik uit bij de term fetisjisme. Laat ik nu net een tekstje van Marx onder ogen hebben waarin hij dat fetisjisme uitlegt. Inderdaad, un coup de dés... Van de andere kant had ik mijn broer Wilfried gevraagd me het aan hem geleende boek van Barthes weer terug te bezorgen om de trouvailles van mijn blogproject naar Barthes te kunnen terugkoppelen. Zo houden we alles bij elkaar: mijn (heilige?) familie, de schijn van de fetisj en de werkelijkheid van de gebruikswaarde.

Het enige nadeel lijkt dat we met Marx weer een stap terugzetten in de richting van Hegel en de opheffing. Maar als er zoals ik heb gezegd in de filosofie niets wordt opgeheven, dan ook Hegel niet. Alle anti-Hegelianen mogen nog zo hameren op de onophefbaarheid van de differentie, de eenheid van een Geist kan zich altijd manifesteren.

Niemand die dat zo goed begreep als Shakespeare-adept Marx. Uit Much ado about nothing citeert hij 'de les van de brave Dogberry aan de nachtwaker Seacole':
Een man te wezen met een goed voorkomen is een gave van geluk, maar lezen en schrijven komt van de natuur. (III, 3)
Ik schat in dat het wielrennen iets meer ligt aan de kant van het goede voorkomen. Maar al lezend en schrijvend kunnen we ons misschien buigen over zoiets als de natuurlijke werkelijkheid, waartoe toch ook het wielrennen behoort.

Bij Marx echter stuiten we met die natuurlijkheid van het goede voorkomen, in dit geval de ruilwaarde, dan meteen op een probleem. Want het hele gekissebis over meer en minder natuur in de ruilwaarde, dat vindt hij maar 'langdradig, afgezaagd gebakkelei'. De warenfetisj, de ruilwaarde, behoort in zijn geheel niet tot de natuur. Aan de andere kant kun je het niet over de waarde van een product hebben zonder het over ruil te hebben. Daarmee komen we in de rare paradox terecht dat Nietzsche meer metafysicus is dan we dachten en Marx juist minder.

Ik moet meteen aan Tom Dumoulin denken, Of liever, aan zijn schim, Dumoulin niet als fietser maar acteur in de reclame van de haargroeibevorderende shampoo Alpecin. Daarover nadenkend raken we steeds verder verstrikt in de schijn. Dumoulin moet er wel bij zeggen dat hij die shampoo zelf niet nodig heeft, want als hij dat niet zou doen zouden we toch denken dat er iets mis is met zijn haar, dus met hemzelf en zijn wielrencapaciteiten. Alpecin is daarom al klungeligheid verweten. Maar met zo'n grote investeringen kan het niet anders of Alpecin kijkt verder en schat in dat de verschijning van Dumoulin hoe dan ook de verkoop bevordert. Hoe dan ook, zelfs als Dumoulin de Tour niet wint en uitvalt. Dit is voor iedereen in zoverre inzichtelijk dat we blijkbaar meer Alpecin kopen, zelfs al doorzien we de klungeligheid van de reclame.

Marx spreekt van mysterie en religie. Dat lijkt me zeker niet overdreven. Zeker als je zijn - ik zou haast zeggen: klungelige, maar na die Dumoulin-reclame pas ik op met dat oordeel - poging probeert te lezen om te verklaren waarom mensen de ruilwaarde ten onrechte gaan opvatten als eigenschappen van de dingen zelf:
Waaruit vloeit het raadselachtige karakter dat het arbeidsproduct krijgt zodra het in de warenvorm verschijnt, dan voort? Kennelijk uit deze vorm zelf. De gelijkheid van de verschillende soorten van menselijke arbeid krijgt de concrete vorm van de gelijke waardeobjectiviteit van de arbeidsproducten; de maat van de besteding van menselijke arbeidskracht krijgt via de tijdsduur de vorm van waardegrootte van de arbeidsproducten; en, ten slotte, de verhoudingen tussen de producenten, waarin die maatschappelijke bepalingen van hun soorten arbeid tevoorschijn komen, krijgen de vorm van een maatschappelijke verhouding van de arbeidsproducten.
Vorm, vorm, vorm. Maar een vorm die wel en niet bij de inhoud hoort. Een vorm die zich loszingt van de inhoud en er daarna weer wordt opgeplakt. Dat is niet alleen voor de mensen mysterieus, maar ook voor Marx zelf. Hij weet heel goed dat de waarde eigenlijk gebruikswaarde is, maar weet tegelijkertijd heel goed dat je die gebruikswaarde nooit zonder de maatschappelijke verhoudingen kunt begrijpen.

Marx' uitweg kennen we, een verandering van de maatschappelijke verhoudingen die zich op Hegeliaanse wijze voltrekt. Marx heeft liever niet dat je dat zegt, want hij wil de hegeliaanse Geist bezweren vanuit een inhoud die voorafgaat aan de vorm, het materialisme. Maar tegelijk weet hij beter, en raakt hij alsnog aangewezen op de subjectiviteit. Quid pro quo. Met alle ellende vandien.

De realiteit van Marx is een Geist die zich voordoet als materie maar waarvan iedereen weet dat het die niet is. Die Geist is 'in werkelijkheid' een ghost, een spook. Dumoulin kan er gewoon bij zeggen dat hij Alpecin niet nodig heeft, maar tegelijk blijven we geloven dat Alpecin een goed middel is, zoals we ook geloven dat Dumoulin in het geel rijdt, als spook, en zoals de mannen van Jumbo-Lotto in het geel rijden, als vorm. Geel, de kleur die honderd jaar geleden was gekozen omdat het de kleur was van de toenmalige krant. Lezen en schrijven als materie van het gelukkige voorkomen van de fietsers.

'In werkelijkheid' heeft Marx het dus heel goed gezien, dat de werkelijkheid steeds wordt opgeroepen door de schijn zelf en dus geen werkelijkheid kan zijn. We blijven deze beweging steeds meemaken, we maken hem zelf, maar wat het precies in ons is dat die schijnwerkelijkheid effectueert weten we niet.

Nietzsche heeft dat wel doorzien, maar probeerde dan maar van die gefundeerde werkelijkheid af te zien, er is geen wiel dat tussen gedachte, beeld en daad rolt, niet het wiel van een fundament. Marx dacht de ene keer wel dat er een fundament was (gebruikswaarde), de andere keer niet (ruilwaarde). Het is maar net hoe het wiel rolt. Un coup de dés ...

We rapen nog even wat losse eindjes op. Allereerst het samenhouden van de familie. Marx:
In de landelijke patriarchale industrie van een boerengezin, dat graan, vee, garen, linnen, kledingstukken enzovoort voor eigen gebruik produceert, vinden we een vertrouwder voorbeeld [van de gemeenschappelijke arbeid, vertrouwder dan de primitieve samenleving, as]. Voor het gezin zijn deze verschillende zaken verschillende producten van hun gezinsarbeid, maar geen onderling ruilbare waren. De verschillende soorten arbeid, die deze producten produceren (landbouw, veeteelt, spinnen, weven, kleermaken enzovoort), zijn in hun natuurlijke vorm maatschappelijke functies omdat het functies zijn van het gezin, dat net als de warenproductie een eigen primitieve arbeidsverdeling kent.
Er is wel arbeidsverdeling maar geen ruil. Dat kunnen we op twee manieren opvatten. Je kunt denken dat de producten direct worden geconsumeerd door de makers zelf waardoor ruil onnodig is. Je kunt ook denken dat wat er geruild wordt eigenlijk geen ruil is maar logisch voortvloeit uit de natuurlijke arbeidsverdeling van de familie.

Toegepast op de etappe van gisteren zat ik met mijn familie die op bezoek was omdat mijn dochter Noraly haar diploma had gehaald. De drie vrouwen werkten hard aan het eten, ik aan de drank, en met een half oog kijkend naar Tour. Toen de familie opdook werd er van alles uitgewisseld: cadeautjes, geleende boeken (Mythologies van Barthes), gedachten, Tournieuws. Natuurlijk is dat geen ruil, alles werd door mijn familie onmiddellijk gebruikt. Wat eruitziet als ruil hoeft dat niet te zijn. Fetisjisme kan schijnbare liefde zijn, maar ook echte liefde. Maar dan is het geen fetisjisme meer. Onthoud: fetisjisme en liefde zijn wel en niet hetzelfde.

Het andere losse eind is de terugkoppeling naar onze held Roland Barthes.
Het is allerminst verrassend dat Barthes de mythes wil ontcijferen. Als Franse linkse intellectueel moet hij ze dus herleiden tot de ware, politieke geschiedenis. Zou hij Marx volgen, dan zou je verwachten dat de intellectueel zijn analyse situeert in de maatschappelijke verhoudingen, waarmee hij zichzelf blootstelt aan de fetisjen van de ruileconomie.
Maar dat doet Barthes niet:
En un sens, le mythologue est exclu de l'histoire au nom même de qui il prétend agir. La destruction qu'il porte dans le langage collectif est pour lui, absolue, elle emplit à ras bord sa tâche : il doit la vivre sans espoir de retour, sans présupposition de paiement. (245)
De mytholoog stelt zich buiten de ruil en buiten de geschiedenis. Zelfs een utopie verbiedt hij zich. De eenzaamheid komt hier weer terug, ditmaal niet van de hardlopende fietser maar van de intellectueel. Ik vraag me af of hieruit niet zoiets als een compliciteit met zijn onderwerp volgt. Immers, de mythe zelf is ook niet zomaar onderdeel van de geschiedenis. Barthes onderscheidt de mythe van het begrip. De geschiedenis werkt via begrippen. De mythe gebruikt ook begrippen, zoals Goedheid, Genade, Gezondheid. Maar ze veranderen van betekenis en er zijn dus weer nieuwe begrippen nodig om de begrippen van de mythe te vertalen in historische begrippen.

Wanneer de mythe 'China' zegt, zegt Barthes, denkt de burger uit Barthes' omgeving aan Chinese bekkens, riksja's en opiumpijpen. Het woord  China is door deze exotische associaties van ons gestolen. De mytholoog moet nu uitwijken naar het neologisme. Barthes stelt sinité voor. Het kan hem waarschijnlijk weinig schelen of dit woord wordt overgenomen, gezien zijn zelfverbod op utopie.

Die strijd kan de intellectueel niet anders dan winnen én verliezen. Barthes bereikt immers nooit zijn eenzaamheid, want hij past daarvoor te perfect in onze mythe van de Franse intellectueel. Daarnaast is sinité opgenomen in de Larousse en in de taal van het intellectuele postkolonialisme.

Opnieuw dus weer: elk spook, waaronder de eenzame intellectueel, zoekt zijn lichaam, zijn quasi-lichaam of neo-lichaam. Nu eens het neologisme, dus de poëzie, dan weer de ideologie, een excessief discours over 'de werkelijkheid'.

Waarmee de eenzaamheid uit onverwachte hoek toch op de agenda is gezet. Niemand die dat zo goed weet als de filosofische blogger, uiteraard. Maar zoekend naar een 'réconciliation du réel et des hommes' weet hij dat de Tourfamilie ongetwijfeld een dekmantel is voor diepe eenzaamheid. Zouden we zo toch belanden in een gruweltheater, maar anders dan family man Wagendorp bedoelde?






2 opmerkingen:

  1. Denkend aan het wiel van de macht, de ewige Wiederkehr enz., is de essentie van het wielrennen dan niet het ventiel? Geen fundament maar een spil. Draai er het wieletje nog ‘ns om en altijd kom je er weer bij uit: de lucht die erin moet worden gepompt en de lucht die eruit ontsnapt. De levensadem. In yogatermen: prana. Niets meer en niets minder.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Zo, die had ik helemaal vergeten, die adem. Stel dat je nu de juiste oplossing hebt voor mijn heroïsche zoektocht, dan loopt die zoektocht leeg als een tube. Bedankt!
      Maar... ik zie het ventiel ook als een technisch middel, door en door dood. Het ventiel ademt niet, en de band ook niet. De lucht leeft ook niet. Ik zal een paar blogs moeten reserveren voor het probleem van de techniek en voor de kwestie of yoga wel een techniek is. Tot dan laat ik de mogelijkheid open dat de Tour niet leeft maar dood is, knaldood.

      Verwijderen

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...