zondag 19 juli 2015

Etappe 16 - Het verhaal van de moraal

Er is zoiets als een wedstrijd aan het ontstaan tussen mij en de journalisten. Met name Herman van der Zandt. Toen ik de vrouw als thema nam, zag ik hem daarna zijn stukje uit Van Kootens Modermismen voorlezen met hetzelfde thema. Het was wel Uitzending gemist en Herman was dus eerder dan ik. Gisteren had ik bedacht dat ik over ethiek moest schrijven. In zijn videostukje had Herman het ook over ethiek, en was hij me dus weer voor.

Daarnaast ben ik me ervan bewust dat ik vals spel speel door mijn etappes door te tellen, terwijl de Tour de rustdag uiteraard niet meetelde. Ik zou me kunnen verdedigen door te zeggen dat het volgens de joden niet toegestaan is om op Sjabbat te werken, maar wel om te studeren. Niet fietsen, wel lezen en schrijven. Maar liever zeg ik dat ik willens en wetens de zaak oplicht. Dat geeft me moraal en past bij de positie waarmee ik me als filosoof van de journalist wil onderscheiden.

Hier nog het citaat dat ik gestolen heb van Herman, die het weer gestolen heeft van De Volkskrant, die op zijn beurt zijn gedachten heeft gestolen van Paul Ricoeur, de filosoof die in 1913 geboren werd in Valence, de aankomstplaats van vandaag:
Ricoeurs ethiek gaat ervan uit dat het menselijk leven een ethisch doel heeft: het gevoel van eigenwaarde of, zoals Ricoeur het noemt, ‘de interpretatie van onszelf die wordt bemiddeld door de ethische waardering van onze handelingen’. Het gevoel van eigenwaarde betekent dat de mens in staat is om zichzelf als een wezen te beschrijven die het goede doet. Maar als handelende persoon is de mens verantwoordelijk voor al zijn daden en kunnen anderen hem erop aanspreken als hij het verkeerde doet. De mensen zijn ‘wederzijds kwetsbaar’ en daardoor is ieders lot verbonden met dat van anderen. Volgens Ricoeur zijn mensen elkaar iets verschuldigd, zij hebben de plicht voor elkaar te zorgen en zelfrespect en gerechtigheid op te wekken om het gevoel van eigenwaarde te scheppen en te behouden. Mensen worden wat ze zijn slechts door toedoen van anderen.
Hoe kwetsbaar Ricoeur was, bleek in de meirevolte toen hij rector was van de Parijse universiteit in Nanterre. Hij schaarde zich aan de kant van de studenten, maar werd door Cohn-Bendit gezien als de man die de oproerpolitie op de campus had toegelaten. Ricoeur werd bekogeld met vuilnis maar later weer gerehabiliteerd. (Gisteren zagen we hoe Froome zich erover beklaagde dat hij werd begooid met urine door toeschouwers die riepen: 'dopé!'. Froome speelde het balletje door naar de media die hij beschuldigde van onprofessioneel gedrag. We komen nog terug op de kwestie van het volk en het volkse.)

Niets had duidelijker kunnen maken dat je dat gevoel van eigenwaarde ontleent aan de ander. Die ander interpreteert jou. Je kunt nog zo vaak zeggen dat die ander voor jou moet zorgen, maar als die ander vindt dat hij jou moet corrigeren blijft hij binnen de grenzen van bovenstaand citaat. Op hun manier begrepen de met vuilnis gooiende studenten dus prima waar het in de ethiek om draait. Niet om de vrede, maar om het conflict, 'le conflit des interprétations'.

Een beroemde tijdgenoot van Ricoeur koos daarom voor een radicalere inzet in de ethiek. Niet het conflict moet volgens de joodse filosoof Emmanuel Levinas het doel zijn, maar de vrede, en wel een vrede die hier en nu onmiddellijk moet worden bereikt. De eerste twee zinnen van Levinas' hoofdwerk Totalité et infini wil ik graag citeren omdat ze lijken aan te sluiten bij de gedachten van Ricoeur:
On conviendra aisément qu'il importe au plus haut point de savoir si l'on n'est pas le dupe de la morale.
La lucidité - ouverture de l'esprit sur le vrai - ne consiste-t-elle pas à entrevoir la possibilité permanente de la guerre?
Aan de ene kant zou het onnodig zijn geweest om Ricoeur te herinneren aan de oorlog, want zijn vader overleed in de slag bij de Marne toen hij twee jaar oud was, en zelf zat Ricoeur krijgsgevangen in de Tweede Wereldoorlog. Maar het getuigt wel van lef (een woord dat aan het Hebreeuws ontleend is en 'hart' betekent) om het probleem zo scherp te stellen. Wanneer er een permanente oorlog woedt, dan zijn we de dupe van de moraal. Daarom moet de inzet niets minder zijn dan onmiddellijke vrede.

Verder zijn er interessante parallellen tussen Ricoeur en Levinas. Ook bij Levinas draait het bijvoorbeeld om kwetsbaarheid. Alleen zien we ook hier weer een opmerkelijk verschil. Je kunt de kwetsbaarheid van de een niet wegstrepen tegen de ander onder het mom van plicht. Het is alleen de ander die kwetsbaar is. Ethiek kan ontstaan wanneer we die kwetsbaarheid zien en ons erdoor laten overvallen. We staan op het punt die ander te doden en precies dan kan het gebeuren dat de ander ons aankijkt, met zijn gelaat. We staken de strijd, dat wil zeggen ons verlangen die ander te doden.

Er zitten natuurlijk van allerlei haken en ogen aan die filosofie van Levinas. In de praktijk is het allemaal niet zo eenvoudig. Zo kreeg Levinas er van Derrida flink van langs en schreef hij vervolgens weer een moeilijk, dik boek. Maar de inzet bleef steeds radicaal. En sterker nog: Levinas was een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste inspiratie van Derrida. Wie vandaag een maximale ethiek wil bedenken komt volgens mij niet om deze filosofen heen.

Herman van der Zandt paste zijn samenvatting van Ricoeur quasi-achteloos toe op de Tour. De renners zijn wederzijds kwetsbaar en ze weten dat. Er komt vandaag niet alleen een renner als eerste over de streep maar ook een als tweede. En de verhalen over deze etappe zullen meer behelzen dan alleen het verhaal van de overwinning.

Wat mij trof in deze wielerfilosofie van journalist Herman was de herhaalde vaststelling dat 'u en ik dit weten', dat 'de renners dit weten', 'maar dat wist u al'. Daarmee grijpt Herman (maar dat weet hij al) terug op de drie andere grote H's Hegel, Husserl en Heidegger, die door Ricoeur en Levinas uitvoerig zijn bestudeerd. Levinas geldt zelfs als de man die nog voor Sartre Heideggers filosofie heeft geïntroduceerd in Parijs. Heidegger, de filosoof van het voorhandene, wat voor de hand ligt. We weten wat een hamer is omdat we hem gebruiken. Maar we worden ons daarvan pas bewust wanneer die hamer stukgaat. We weten hoe kwetsbaar de wielrenner is wanneer hij valt.

Is er meer weten, met name weten omtrent de moraal, bij wielrenners en wielerjournalisten? Wanneer in de wielertaal wordt gesproken van 'moraal', dan bedoelen ze iets wat zeker niet makkelijk te vertalen is. Je zou kunnen zeggen: goede moed. Maar het heeft ook een meer fysieke betekenis. Eet je banaan, dan krijg je weer moraal. Auke Kok wijst erop dat eigenlijk 'moreel' wordt bedoeld, dus is het woord moraal ook een poging om wielerjargon te creëren met bijbehorend gevoel van broederschap. Uithoudingsvermogen is een zeer dominante betekenis, maar misschien is de belangrijkste wel 'veerkracht'. Moraal hebben of krijgen betekent dat je na tegenslag of met tegenslag weer verder kunt.

Het hele verhaal over kwetsbaarheid moeten we dus met een flink korreltje zout nemen. Een renner heeft moraal en daarmee een antwoord op kwetsbaarheid, op val, hongerklop en vermoeidheid.

Kunnen we zeggen dat deze moraal een ethische betekenis heeft, iets zegt over de ethiek zoals die het meest radicaal is ingezet door Levinas? Schijnbaar niet, want dankzij de kwetsbaarheid van de ander kunnen we toetreden tot de ethiek en afstand nemen van de permanente oorlog. Kijken we echter nauwkeuriger naar Levinas, dan beschrijft hij de ethische ervaring als wording van het subject. Het afzien van de moord vraagt erom dat we rechten en machten installeren om de vrede te laten uitstijgen boven de goede bedoelingen. Levinas werd vaker verweten dat hij teveel sympathie had voor Israel, maar hij had natuurlijk wel een punt door te zeggen dat de joden in de oorlog geen staat hadden die hen beschermde.

En zo belanden we met Levinas alsnog in de interpretatie. Je kunt de staat interpreteren als een oorlogsmachine, maar evenzeer als een onmisbare voorwaarde voor ethiek, dus voor vrede. Levinas is zelf een begaafd interpretator, onder meer van Ernst Bloch die over hoop en utopie heeft geschreven, en van Tolstoj. Hier kom je een soort equivalent tegen van de wielermoraal:
In Oorlog en vrede staat het moment beschreven waarop prins Andrej, die gewond ligt op het slagveld bij Austerlitz, opkijkt naar de hoge hemel, niet de blauwe of grijze, maar slechts de hoge. En Tolstoj, die het hoog zijn van de hemel beklemtoont, schrijft: 'Terwijl hij Napoleon in de ogen keek, dacht prins Andrej aan de ijdelheid van de Hoogheid, aan de ijdelheid van het leven waarvan niemand de zin kon vatten, en aan de nog grotere ijdelheid van de dood, waartoe geen van de levenden kon doordringen of de betekenis ervan kon duiden.' Hier verliest de dood zijn zin, hij is, gelet op deze harmonie met het zijn die prins Andrej ervaart, ijdel. (God, de dood en de tijd p. 148-49)
Het lijkt een enorm dramatisch moment, maar is in feite het tegendeel daarvan. De Hoogheid is zelf ijdel, de dood is ijdel. Andrej neemt niet een gelletje (later gaat hij wel weer eten) maar er gebeurt iets met zijn ervaring en zijn weten.

Daarmee zou wel eens iets verhelderd kunnen zijn over de moraal van de wielrenner en wat die moraal op zijn beurt voor de ethiek kan betekenen. Wanneer een renner na een valpartij het gebeuren relativeert, nemen wij al snel aan dat hij stoer wil zijn en tegenspel wil bieden aan de altijd overdrijvende media. Maar het kan ook zijn dat de renner het echt zo ervaart, en dat hij deze ervaring nodig heeft. Ach, het hoort erbij, het stelt niets voor, het stelt allemaal niets voor.

Natuurlijk zou je nog een aantal dikke boeken kunnen schrijven over de ethiek in de wielersport. Maar het is de vraag of dat iets anders oplevert dan de ethiek van om het even welk cultuurverschijnsel. Geschreven en ongeschreven regels, egoïsme en zorg, noem maar op. De meest specifieke bijdrage van de wielersport aan de ethiek schuilt in de term 'moraal'. Naar mijn idee is de inzet van die ervaring niet het gewaardeerd worden van zichzelf door de ander, zoals Ricoeur meent. Het gaat om de ervaring in het oog van de dood dat het allemaal niets voorstelt en dat je evengoed weer op de fiets kunt stappen en doorgaan.

Even terugkoppelen. Bij Levinas is de hoop, het filosofische equivalent van de wielermoraal,  ingevlochten in de radicale ethiek waarin de permanente oorlog onmiddellijk kan worden beëindigd. De kwetsbaarheid vraagt om een gigantisch antwoord, het scheppen van de juiste voorwaarden voor de vrede, om de rechtsstaat met name. Hoop is daarbij een onmisbare ervaring om zicht te houden op voltooiing en toekomst.

'U en ik weten dat', zegt Herman van der Zandt, de wielrenners weten het. Het blijkt na een beetje doorgraven om een weten te gaan omtrent ijdelheid, een weten van de verwondering, van de dood. Je kunt dat weten elke dag afscheppen van het gezicht van Robert Gesink, de man met moraal, de kampioen van de moraal.

http://blobsvc.wort.lu/picture/01115522267f32b7ea9d13defe1504ac/577/356/wortv3/e7aea215fa60325f14cb06476e3607c0e27541fd







Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...