zaterdag 25 juli 2015

Etappe 22 - Vertoning

Even een stukje zelfreflectie, alleen al omdat elke publicatie tegenwoordig een ringcompositie moet zijn. Zo lijkt de tekst een Tour, hij komt weer uit bij het begin. Al doet de Tour dat zelf niet. Een paar weken geleden werd ik aangestoken door het enthousiasme van Bert Wagendorp die zijn inzegening van de Tour wijdde aan filosofie. Hij verwees daarbij naar het 'Filosofisch elftal' van Trouw. Daar las ik toen overheen. Ik begrijp nu dat het een selectie van spraakmakende filosofen is waarvan een duo  wekelijks een actuele vraag analyseert.

Met mijn Tourfilosofie bevind ik me dus in de slipstream van een welbepaald discours. Ik verhef me tot een type taal en denken, ook een bepaalde verhouding tot een publiek, dat bedacht is door een krantenredactie en die filosofen. Daaronder - aangezien ik al vele jaren niet meer in die kringen verkeer - voormalige collega's, vrienden en vijanden, nieuwe opkomende talenten. Het is een elftal: in de vorm kopiëren deze filosofen de sport, en bij de duo's moet ik aan een-tweetjes denken.

Ik zit via deze Trouw-connectie automatisch verstrikt in allerlei kwesties, zoals de educatie van de lezer, de verhouding tot de protestantse traditie, de taal van de filosoof in de media. Het lijkt of ik me begeef in een publiek debat waarin ik een oordeel ontwikkel met de ambitie dit voor te leggen aan het Trouw-publiek. U zou bij wijze van spreken mijn proefkonijnen kunnen zijn.

Bij deze ambitie voel ik een sterk onbehagen. Uiteraard is er, zoals mijn vriend Pieter heeft doorzien, sprake van ressentiment. Maar het voelt ook als een terugval in een vorm van denken en communiceren waarvan ik afstand heb genomen. Ik ben niet bekend en spraakmakend, heb niet de ambitie u te 'bilden'. Ik heb ook weinig zin om mezelf denkbeeldig voor het tribunaal van de Raad van Elf te plaatsen en ben blij met de enorme gastvrijheid van Google blogspot. Als er iemand gebildet moet worden, dan ben ik dat. U mag meegenieten, maar u en ik zijn niet gebonden aan welke overeenkomst dan ook.

Echter, de vrijheid mezelf te bilden is niet eenvoudig los te koppelen van de gemeenschap. Door te schrijven geef ik toch blijk van een bepaalde ambitie tot erkenning. Ooit hield Paul van Tongeren me voor dat corresponderen met vrienden (wat ik toen deed) voor een tijdje wel okee was, maar publiceren beter. Daar heeft hij een punt, alleen al omdat hij bij de Trouw-Selectie hoort. Aan de andere kant is zijn advies nog steeds verwarrend, omdat hij de noodzakelijke eenzaamheid destijds niet wilde zien als kans voor vriendschap. Voor mij is Van Tongeren dus vooral een monument, een monument dat me maant tot denken.

Hernemen we mijn gevoel van onbehagen. Misschien is de vraag wel die van Kant, de kant zoals ik hem ben gaan lezen door Lyotard. Wanneer we aangestoken worden door het enthousiasme van een gemeenschap, maar tegelijk inzien dat dit enthousiasme dodelijk is, potentieel dodelijk en werkelijk dodelijk doordat het ons medeplichtig maakt met doodbrengende acties, hoe kunnen we ons dan losmaken van dat enthousiasme, de afstand winnen om te denken zonder enige binding aan het gezag?

Voor Kant moet die kwestie wel extra wrang zijn geweest, omdat de Fransen juist bezig waren zich met hun guillotines van het gezag te ontdoen. Ze waren dus een onmiddellijk voorbeeld voor andere vrije geesten en het gevaar dreigde dat de filosofie zich, geschrokken van de gevolgen, gedwongen zag zich terug te trekken in de diepste eenzaamheid. De filosoof die zich kijkend naar de graven (naast de Gasthof 'Zum ewigen Frieden') zelf verandert in een stenen monument en gaat zitten. Ik geef toe, een noodzakelijke en aantrekkelijke optie. Maar daar heb ik u niet per se voor nodig.

Ik red mij uit de gevaren van de dodelijke gemeenschap en de dode eenzaamheid door me vol te zuigen met uw bloed.

Al eerder heb ik gezegd dat ik de filosofie opvat als de openlijke bekentenis van diefstal. Diefstal van taal, van ideeën, problemen, vooral van wat er waardevol is aan deze zaken. Ja, ik ben een parasiet. Ik houd mezelf in leven ten koste van de ander. Ik heb die ander, casu quo u, nodig om mezelf het idee te geven dat ik deelneem aan wat u zoal waardevol vindt. Ik weet wel dat u daaronder lijdt, u moet mijn blogs doorworstelen, u wordt beroofd van uw enthousiasme en Tourliefde. Maar kennelijk maakt mij dat weinig uit, in elk geval niet zoveel dat ik ophoud met schrijven en me aan u vertonen.

Gisteren opperde ik dat je zo cynisch kunt zijn dat je geen façades nodig hebt. Het is nog cynischer, bedenk ik me nu, om mooie façades neer te zetten. Maar het toppunt van cynisme is om slechte façades neer te zetten, onhandige mythes te gebruiken, de mythes waarin politiek links zo sterk is. Deze lessen hebben we in dankbaarheid aanvaard van het stalinisme en Roland Barthes. Het woord cynisme ontvreemd ik uit een lange traditie, die van Diogenes van Sinope, die in onze dagen trots wordt voortgezet door Sloterdijk en Žižek.

Vandaar ook, begrijp ik nu, mijn achteloosheid, mijn gebrek aan zorgzaamheid voor wat ik schrijf. Schrijven heeft te maken met expositie, heb ik ooit bedacht. Expositio betekent uiteenzetting, maar is in postklassieke tijd 'te vondeling leggen' gaan betekenen. Mijn gedachte heb ik destijds geopperd toen ik samenwerkte met mijn vriend Leo, die zijn schilderijen exposeerde in de gangen van het ziekenhuis waar hij werkt. Je legt je schilderijen te vondeling omdat je er zelf niet voor kunt of wil zorgen en hoopt dat iemand er iets leuks mee doet.

Maar het is beter om er niet bij te blijven wachten. De kans op succes is groter wanneer je de voorbijganger niet vertelt dat het jouw kind is. De ander moet zich aangesproken voelen door medelijden en de kans dat hijzelf een goede ouder van het kind kan zijn. Het cynisme blijft, de transparantie als u liever een mooi woord hoort, want die ander weet ook wel dat je kind je op een dag vertelt dat hij de media heeft ingeschakeld om zijn echte ouders te zoeken. Expositie betekent dus ook expositie aan de media.

Daarom kun je evengoed je werken signeren. Je handtekening staat ergens haast onleesbaar in een hoekje. Bovendien ben je geen bekende, spraakmakende figuur, dus dan verraad je met je handtekening niets dat de vinder afleidt van het kunstwerk zelf.

Wat verheldert deze techniek van het cynisme over het cyclisme, over het wielrennen en de Tour?

Het verheldert de verheldering zelf, wat ik doe wanneer ik de Tour verhelder. Ik geef ten koste van de Tour, die toch bedoeld is om ons te amuseren, een zware uiteenzetting over filosofie, ik vertel er openlijk bij dat ik dit doe en de eerste en misschien wel de enige die zich daarbij amuseert ben ikzelf.

De Tourjournalist is God, hebben we vastgesteld. Machtiger zelfs dan God, want vele ongelovigen drinken elke dag zijn woorden in. In den beginne schiep Desgrange de Tour namens het tijdschrift L'Auto Vélo. We kijken naar een wedstrijd maar die wedstrijd staat volkomen ten dienste van het Woord en de burgerlijke, rechtse ideologie, zoals Barthes ons heeft geleerd. De Tour parasiteert op het werk van de werkenden en houdt hen zodoende arm en dom. Hoe enthousiaster die armen, hoe rijker de organisatoren, de sponsoren. Parasitair, maar ook cynisch omdat die sponsornamen dik gedrukt op de shirts staan en iedereen weet hoe het zit.

Misschien moeten we nu ook voorzichtig concluderen dat de Tour iets verheldert over het cynisme van de filosofie. De filosofie neemt zelf de vorm aan van journalistiek en een Elftal. Ze is op zoek naar sponsors en een publiek waaraan ze zich kan vertonen. Filosofen nemen naar believen de pose in van een eenzaam genie, een wijze leraar, een moderne pastor, een enthousiasmerende commentator of een atleet.

In die zin is de Tourjournalist een echte filosoof, misschien wel de meest filosofische van allemaal. Hij begrijpt als geen ander hoe je moet praten over een monument, hoe je dat monument zelf aan het praten krijgt en hoe je je spontaniteit ten dienste stelt van je team, de équipe, L'Équipe. De journalist spreekt de Waarheid en Rechtvaardigheid over de Tour omdat hij weet dat je dat spreken nooit kunt losmaken uit de economie en dat zelfs de meest onafhankelijke filosoof via zoiets als de Tour zijn waarheden en ideeën moet verkopen om zich aan zijn lezers te kunnen blijven vertonen.

Al dit gebeuzel zal de oranje supporter op de Alpe d'Huez vanmiddag worst zijn. Maar zonder er erg in te hebben is hij, dronken rondspringend, de meest royale van allemaal. De media en de filosoof parasiteren met hun vertoningen op zijn vertoning. En het leukste van alles: we komen ermee weg, gebildet en wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...