zondag 26 juli 2015

Etappe 23 - Dwalen over de Champs Élysées

Ik ben dus uw parasiet omdat ik me daarmee amuseer. De Tour is niet meer dan een aanleiding om me met mijn uiteenzetting aan u te vertonen. Dat zou je de conclusie kunnen noemen van mijn verkenning van de Tourfilosofie. Maar elke conclusie draagt de eerdere conclusies in zich. Ik ga dat niet allemaal uitleggen, u mag dat zelf checken of, wat tijd spaart, er blind op vertrouwen.

Met mijn conclusie lijkt het of de cirkel zich sluit. Helder is alvast dat de Tour bedoeld lijkt om ons te amuseren. Lukt je dat, en mij is dat dus goed gelukt de afgelopen drie weken, dan is de cirkel rond. Maar ben ik ook daadwerkelijk een parasiet, is mijn amusement ten koste gegaan van de Tour? Dat is minder evident. De Tour is immers een monument. Een monument verkeert in een win-winsituatie. Het zet je aan tot iets, tot denken, gedenken, bezoeken en afscheid nemen: in dat geval leeft het. Doe je dat niet, dan blijft het monument monument. Het is onkwetsbaar. Vergelijk het met de glazen monumenten van Jan Wolkers. Beschadig je ze, dan roept dat extra veel verontwaardiging en herdenking op.

Om beter te begrijpen waarom mijn geblog parasitair is, moeten we begrijpen waarvan de Tour een monument is, van welk soort amusement. Een aanwijzing ligt in de sponsoring. Ik heb horen zeggen dat de Tour voor 70% wordt gesponsord door de Franse VVV. De belangrijkste inzet is dus het toerisme. Doordat we naar de Tour kijken zullen we nog vaker op het idee komen om onze vakantie in Frankrijk door te brengen.

Niets aan de hand nog. Ik heb me gedragen als een toerist. Ik heb hier en daar wat snelle nieuwtjes uit de lucht geplukt en ben in ijltempo - 'voortdenderend' - bij een paar filosofen langsgeweest. Ik heb snel wat gedachten bij hen vandaan gehaald. Dat was een parasitaire actie, zoals we hebben gezien, omdat bijvoorbeeld een Derrida door mij slecht wordt uitgelegd en daardoor een vertekend beeld bij de lezer ontstaat. Maar goed, Derrida is een goed gastheer omdat hijzelf begrijpt wat het is om parasiet te zijn. Parasieten onder elkaar, dat is best gezellig. En mede vanwege de Tour zou ik weer eens graag naar Parijs gaan en daar meteen wat boeken van Derrida kopen. Dat is goed voor Parijs, goed voor de Tour en goed voor mij.

Nee, het parasitaire van het toerisme moet je eerder zoeken in de herinnering aan de jacht. Een toerist zet in wezen de jacht voort die vroeger in Frankrijk en elders de manier was om zich in de natuur te vermaken. Vanwege de jacht werden er wegen en paden aangelegd, grote parken, prooidieren uitgezet en honden afgericht. In de Tour wordt dit ritueel in elke etappe herhaald. Er zijn een paar ontsnappers en de meute jaagt achter hen aan.

De jacht opent de mens de toegang tot de wilde natuur. Maar zodanig dat de prooi wordt gedood. De jacht gaat noodzakelijk ten koste van de prooi. De jacht parasiteert op het dier, doordat de jacht het dier in leven houdt om het vanwege het amusement te doden. Het toerisme parasiteert op de jacht doordat het deze dubbele verhouding tot de natuur, het landschap, herhaalt. De natuur wordt genoten, en om hem te genieten wordt diezelfde natuur geëxploiteerd, in cultuur gebracht, als natuur gedood.

Is er een andere verhouding tot de jacht en het toerisme mogelijk dan sponsoring? Ik zie wel iets in het schrijven en het nietsdoen, maar begrijp nog niet goed hoe dit ten koste kan gaan van de jacht.

Lezen we bijvoorbeeld Plinius (62-113), dan is ook daar sprake van een win-winsituatie:


Beste Tacitus,
Je zult lachen en je mag ook lachen.
Ik, de man die je kent, heb drie everzwijnen en nog wel hele mooie gevangen.
‘Zelf ?’ zeg je.
Ja zelf. Maar niet op zo'n manier dat ik mijn luiheid en rust helemaal opgaf. Ik zat bij de netten. Onder handbereik waren niet een speer of lans, maar mijn schrijfstift en schrijftafeltje. Ik was over iets aan het nadenken en tekende het op met de bedoeling dat, als ik lege handen mee naar huis zou brengen, ik toch volle schrijftafeltjes mee naar huis zou brengen. Er is geen reden om deze manier van studeren te minachten. Het is wonderbaarlijk hoe de geest door lichamelijke activiteit en beweging van het lichaam geactiveerd wordt,  alleen al de bossen aan alle kanten en de eenzaamheid en juist die stilte die aan de jacht gewijd wordt zijn grote stimulansen voor het denken.
Daarom, wanneer je gaat jagen, zul jij op mijn gezag niet alleen een broodmand en veldfles maar ook een schrijftafeltje mogen meenemen. Je zult ervaren dat Diana niet meer in de bergen ronddwaalt dan Minerva.
Het ga je goed.
Plinius
Diana en Minerva lopen elkaar niet in de weg. Maar het is toch wel opvallend dat Plinius naar twee kanten iets uit te leggen heeft. Aan de ene kant moet hij zich tegenover Tacitus verdedigen dat hij schrijft op zo'n merkwaardige plaats, met zijn notebook in de natuur. Aan de andere kant zegt Plinius dat hij geen speer of lans onder handbereik heeft. Het kan zijn dat hij die niet nodig heeft om zijn drie everzwijnen te scoren. Maar hij noemt het toch, wellicht om duidelijk te maken dat zijn aandacht uitgaat naar de stilus.

Het lijkt me onmogelijk om al schrijvend en denkend voluit te delen in het enthousiasme van de jagers. Met het schrijven neemt Plinius, hoe miniem ook, afstand van de jagende meute en creëert hij een innerlijke ruimte waarin andere gedachten kunnen opkomen.

We zijn dus weer terug bij Van den Bossche, de eenzame fietsende filosoof en de gezonde geest in een gezond lichaam. Met toch wel enkele verschilletjes. Van den Bossche ziet de mens wezenlijk als jager, duurloper. Plinius echter zit een beetje te niksen, het schrijven ziet hij als heerlijk nietsdoen. Daarnaast is Plinius een jager zonder te jagen. Hij gebruikt een list om aan zijn vangst te komen zonder te hoeven rennen.

Terug naar de Tourfilosofie, hoewel we er geen moment uit zijn weggeweest. In het zog van de Tour trekt niet alleen Diana door de bergen, maar ook Minerva. Ze hoeft niet altijd thuis te zitten en hard te werken. Ze mag ook op vakantie, een beetje schuifelen langs monumenten en een beetje hangen op een terras. Haar notebook heeft ze altijd bij de hand. Haar actie, of liever gezegd non-actie, gaat ten koste van het enthousiasme van de jagers. Minerva is nogal zuinig in de consumptie en geeft zich nooit helemaal. Ze is niet de nymfomane, kwetsbare Sinead O'Connor met wie Peter Winnen de Alpe d'Huez graag vergelijkt en waar hij twee keer winnend overheen is gegaan. Minerva was al gewapend bij haar geboorte, dus je moet met haar oppassen.

En zo wordt toch heel wat leven uit die Tour weggezogen. Hier en daar verschijnen adviseurs die uitrekenen wat de renner precies moet eten, welk geluksgevoel hij precies in welke mate moet hebben. Mart Smeets vertelt dat hij geen zin meer had in de rit met de auto over de Alpe nadat de enthousiaste fans de spiegels en antenne van de NOS-auto afbraken, en kozen na 2000 een andere route naar boven. Rustiger. De helikopter schiet tussendoor nog wel zijn plaatjes van de landschappen, de monumenten en de ronddansende boeren, maar Maarten en Herbert maken ons duidelijk dat de wedstrijd toch echt de wedstrijd is, niet de gekke dingen eromheen.

Niet dat ik dat allemaal schuld ben, dat nu ook weer niet. Met Minerva bedoel ik de schim van weten en wijsheid die van alle kanten kan opduiken, ook in de rol van de journalist. De journalist mag dan wel God zelf zijn, in Frankrijk is het polytheïsme nooit helemaal geneutraliseerd, er zwerven wat onverwerkte resten door de bergen. Goden en helden hebben de hinderlijke eigenschap dat ze na hun dood nog ronddwalen. Ze zaaien dood en verderf, maar ze geven ook leven, want zonder dood is er geen leven, geen levendigheid.

Straks ga ik bij Mieke de laatste etappe kijken, de rondjes over de Elyzeese velden, de eeuwige jachtvelden der goden, en lekker eten met onze geliefden erbij.

Deze blogserie sluit ik graag af met een huldebetoon aan Roland Barthes. Hij doorziet de rol die ik via Plinius aan de schrijver heb toegewezen als een truc van de bourgeoisie. Die vergoddelijkt de schrijver om hem zodoende te veranderen in een mythe, façade, hem te neutraliseren. In zijn tijd deed de bourgeoisie dat, door de schrijver af te beelden in prozaïsche taal en met prozaïsche beelden. De schrijver op vakantie, de schrijver in pyjama. Hij is altijd aan het werk, ook op vakantie. Dus we hoeven ons niet druk te maken. Met andere woorden, ook de schrijver dwaalt rond over de Elyzeese velden.

In de laatste regels van zijn beschouwing laat Barthes nog een gaatje vallen, omdat de bourgeoisie nog gelooft in de waarde van tegenspraken. Ze gelooft in de vergoddelijking van de schrijver door hem in zijn pyjama te portretteren. Maar hij voorzag al hoe het zou aflopen in de komende tijden, in onze tijden, een halve eeuw later, waarin iedereen zijn mobiel bij de hand heeft en schrijft zoals hij eet. Als blogger, liggend op de bank met mijn koffie, weet ik wat hij bedoelt. Ik laat in het midden, ik laat het aan u over om te beoordelen of je deze desacralisering van de schrijver kunt opvatten als parasitaire actie jegens de bourgeoisie:
L'alliance spectaculaire de tant de noblesse et de tant de futilité signifie que l 'on croit encore à la contradiction : totalement miraculeuse, chacun de ses termes l'est aussi : elle perdrait évidemment tout son intérêt dans un monde où le travail de l'écrivain serait désacralisé au point de paraître aussi naturel que ses fonctions vestimentaires ou gustatives. (p.33)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...