zaterdag 11 juli 2015

Etappe 8 - Nietzsches wiel tot macht

Vandaag had ik u beloofd Nietzsche in het spel te betrekken. Dat kon ook moeilijk anders. We waren al bij kans en toeval uitgekomen, en de Ewige Wiederkehr, daarvan lijkt de Tour zowat een Franse vertaling te zijn.

Toch gaf al bladerend het volgende aforisme uit Die Fröhliche Wissenschaft me meteen te denken:
Die Leugner des Zufalls. - Kein Sieger glaubt an den Zufall. (boek 3, 258)
Zou dat ook voor Cavendish gelden? Op het eerste gezicht wel. Hij won, en hij legt na afloop uit dat bij de vorige pogingen ongeduld hem parten had gespeeld. Zo is het alleen maar logisch dat hij nu won. Kijken we even verder in het verslag van Bart Jungmann, dan is er in de sprint alweer een erg beslissend moment, namelijk met de komst van Greipel:
Vrijdagmiddag neemt Mark Cavendish de flauwe bocht die naar de finish leidt aan de binnenkant. Hij verwacht het shirt van de Italiaan Guarnieri. 'Die komt altijd vroeg en is een mooie springplank.' Maar in plaats daarvan komt Greipel met machtige pedaalslagen voorbij gedenderd. Als de tweevoudige ritwinnaar in deze Tour op dat moment naar binnen stuurt, is zijn derde overwinning zo goed als een feit. 'Maar André is een gentleman', zegt Cavendish met een veelbetekenende lach. Hij had het wel geweten in zijn plaats.
Dichtgooien die handel, dat is hoe we Cav kennen, inderdaad. Maar voordat we in deze winnaar een echte Übermensch onderkennen, die zich effectief van medelijden weet af te schermen, wil ik toch opgemerkt hebben dat Jungmann misschien wel gelijk heeft als hij de lach van Cav voor velerlei uitleg vatbaar acht. Het waarschijnlijkst is 'pure wraak op de rest van de wereld'.

Dan hebben we al twee zaken te pakken die niet zo goed passen in het Nietzscheaanse plaatje. Wraak is namelijk een vorm van ressentiment en teken van reactiviteit. Daarnaast is er uiteraard de massaliteit van het Tourgebeuren dat niet past bij de man die zijn eigen wil wil. Daar hoort eenzaamheid bij. De gentleman Greipel is daarom misschien wel dichter bij de Übermensch, en blijft hij voor mij kandidaat voor de overwinning van de etappe van gisteren (ik houd u nog even in spanning).

Lezen we Nietzsche, dan is het verleidelijk in het wiel te blijven van filosoof Gilles Deleuze. Het wiel, wel te verstaan, van de Ewige Wiederkehr, en van de noodzaak van het toeval. De worp van de dobbelstenen staat bij Deleuzes Nietzsche garant voor meervoudigheid, een metafysica of quasi-metafysica waarin dingen a priori in meervoud bestaan en niet herleid kunnen worden tot een enkel begrip, oorsprong, idee. Inderdaad, Un coup de dés jamais n'abolira le hasard.

Maar nu dan die winnaar die niet gelooft in het toeval. In het plaatje van de wil die het toeval aan zijn voeten dwingt past Cavendish behoorlijk goed:
Ik wilde dit zo graag. Gisteravond toen ik met mijn vrouw en dochter was, kreeg ik een rustgevend gevoel over me. Ik dacht aan de dag van morgen en het voelde alsof het in orde zou komen.
De mens die nog beloften kan doen, de schenkende Tugend, het te vroeg zijn of juist het afwachten van het juiste moment, Cavendish moet wel in de leer bij Zarathustra zijn geweest.

Waarom zouden we niet een stap verder gaan en de twee gesignaleerde breuken, het ressentiment en de deelname aan de massa, repareren, deze lekke banden even verwisselen? Een gedurfde interpretatie kan evengoed het merkteken van de overwinnaar zijn, van de wil die zichzelf wil. Wat houdt mij nog tegen? Loyaliteit aan Deleuzes meervoudigheid? Derrida met zijn eigen onnavolgbare beschouwingen van 'mes chances'?

Ik ben altijd wel in voor een experiment, zeker als het op interpretatie aankomt. Eens kijken hoe ver we komen als we dit of dat spoor volgen. Deze hele onderneming, van mijn wielerfilosofie en die van anderen, staat in het teken van deze projectuitleg. Het is het mooiste als je niet weet waar je uitkomt. Of, zoals mijn vader altijd zei: Doe kums ummer waal úrges oet.

Maar soms weet je gewoon dat je ernaast zit. We hadden al aan Marc van den Bossche gezien dat hij een wielrenner als een hardloper wil zien, maar ik kan dat niet geloven. Een wielrenner is geen eenzame held. Okee, misschien is Nietzsche dat ook niet, evenmin als Derrida, hoezeer dat ook van hem wordt gezegd. Wel maakte Derrida's interpretatie van Nietzsches Bildungsideaal indruk op me, de professor die op traditionele wijze college geeft aan de kudde leerlingen, die dus luisteren met l'oreille de l'autre. Zo ook luisteren wij naar Zarathustra als onze Führer en, mutatis mutandis, naar Derrida als onze guide.

Mijn kans, om dit begrip maar te hernemen, ligt in het volgen van een wiel, maar ook in het onderkennen van het moment om eruit te springen of over te springen op een ander wiel. Met een scherp oog voor wie er naast me opduikt en welke gaatjes hij openlaat.

De vraag ligt nu dus in alle scherpte voor ons. Wat kunnen we winnen bij Nietzsche als het gaat om de begrippen kans en toeval? Zelfs wanneer we ze ondergeschikt weten te maken aan onze wil en moeten oppassen voor teveel slaafsheid, teveel slaafse navolging van Nietzsche? Uiteraard blijf ik hierbij wel loyaal aan ons onderwerp, het wielrennen en de Tour (al staat juist in deze etappe zoals in elke etappe elke loyaliteit op het spel...).

Surfend in Google stuit ik op een mooie schematisering van de Ewige Wiederkehr in Zarathustra door (de voor mij onbekende Oostenrijkse filosoof) Herbert Hrachovec (1947):
  • Der krönende Gedanke, de bestemming van het denken.
  • Het leven zien als theater, spel.
  • De gedachte als iets anders dan het leven
Het is natuurlijk vooral dit laatste perspectief dat Hrachovec interesseert. Het citaat waarop hij zich beroept:
,,Aber ein anderes ist der Gedanke, ein anderes die Tat, ein anderes das Bild der Tat. Das Rad des Grundes rollt nicht zwischen ihnen.`` (ASZ II,304)
Nietzsche houdt hier niet alleen afstand van Hegel, maar houdt ook de gedachte op afstand van het leven. Het is dus niet de bedoeling dat we ons voortdurend in de afgrond storten, we mogen ook best overleven, dus nadenken. Maar eigenlijk wisten we dat natuurlijk al sinds Nietzsches beschouwingen over het apollinische en het dionysische.

De gedachte is niet iets dat het leven fundeert, maar dat hadden we bij Nietzsche ook niet verwacht. Het is echter ook niet een moment van het leven. Nietzsche is geen vitalist, evenmin mortalist (die twee veronderstellen elkaar). Hij is tot op zekere hoogte filosoof, hoezeer hij de filosofen ook ervan langs geeft en hoezeer hij het leven ook bejubelt.

Laten we terugkoppelen.

Onze verkenning van Nietzsche bracht ons in de problemen omdat hij het toeval ondergeschikt maakte aan de wil. Maar die wil is niets anders dan de wil van de hoogste gedachte, de top van leven en filosofie, namelijk de eeuwige wederkeer. Het is wel een rare top, want via die top belanden we in het theater van het leven en via dat leven weer in de splitsing van daad en gedachte. De kans blijft in al zijn grootsheid en ambivalentie overeind, de (toevallige) noodzaak van het toeval.

Met andere woorden: het gaat niet om de winnaar. De winnaar kan wel denken dat hij boven het toeval staat, maar hij wordt door datzelfde toeval naar boven uitgespuugd en de dag erna evengoed weer naar beneden getrapt of omgeduwd in het domino van de startweek.

Tot winnaar van de etappe van gisteren roep ik na enige aarzeling niet Greipel maar Tony Martin uit die vanaf zijn ziekbed twitterde: 'Ik heb gejuicht in het ziekenhuis.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...